Laten we even terugkeren in de geschiedenis, naar de jaren vijftig, een tijd waarin enkele geniale mannen buitengewone auto’s bedachten (Ferdinand Porsche de Volkswagen, André Lefebvre de Citroën DS, Dante Giacosa de Fiat 500, …). Alec Issigonis was één van hen. Hij werd geboren in Izmir (Turkije) in 1906 en werkte vanaf 1936 bij Morris, waar hij nog een andere bestseller tekende, de Morris Minor. De Mini, ontworpen in drie jaar tijd, is echter zijn meesterwerk en zou de architectuur van moderne auto’s definitief veranderen. De Mini lanceerde het principe van de voorwielaandrijving met dwars geplaatste motor.
Oorspronkelijk werd de Mini ontworpen als een spaarzame auto als antwoord op de oliecrisis van Suez in 1956, maar het duurde het niet lang voor hij ook sportieve rijders kon overtuigen. John Cooper bijvoorbeeld, die gepeperde versies ontwikkelde van de kleine spruit.
Het vervolg is bekend: de Mini werd een waar fenomeen in de jaren zestig, dat meesterlijk de kloof dichtte tussen decadente luxe enerzijds (acteur Peter Sellers was een grote fan van de Mini die door tuner Harold Radford van alle luxe voorzien werd) en sportiviteit anderzijds. De Mini schitterde zowel op het circuit als tijdens prestigieuze rally’s. Hij won in 1964, 1965, 1966 (hoewel geklasseerd wegens verlichting die niet-conform was) en 1967 de rally van Monte Carlo. Grote namen, van Enzo Ferrari tot Steve McQueen, reden in een Mini. Hij werd een jaar of veertig gebouwd zonder fundamenteel te veranderen. Zijn naam keerde in 2001 terug onder impuls van BMW, klaar voor een nieuw succesverhaal.
Zelfde concept?
Het leek ons wel een leuk idee om de Toyota iQ (297 cm en vier plaatsen) eens te vergelijken met de Mini (305 cm met vier zitplaatsen). Tussen hun creatie ligt een periode van vijftig jaar. De iQ is enkele centimeters korter, 15 cm hoger en 24 cm breder en heeft een wielbasis die 4 cm korter is. Nog meer cijfers: onze iQ 1.33 Dual VVT-i zet 960 kg op de weegschaal. De eerste Mini’s wogen 620 kg, ons testexemplaar 670 kg of bijna 300 kg minder dan de Japanner.
Bij een eerste aanschouwing kun je moeilijk onverschillig blijven voor de onnavolgbare look en evenwichtige proporties van de Mini, terwijl de iQ er van opzij uitziet als een blok boter. Hij heeft een korte motorkap en oogt zodanig hoog dat de wielen niet in proportie lijken. Mini 1, iQ O.
Over naar het interieur. In de iQ ontdekken we een verzorgde binnenkant en een genereuze en moderne uitrusting ondanks enkele kleine lacunes. Net als de auto zijn de stoelen vrij hoog (en niet regelbaar), waardoor we bijna met ons hoofd door het open dak zaten.
Vooruitgang?
Voor de passagiers achterin is er weinig plaats. Wie links zit, hangt volledig af van de goede wil van de bestuurder om zijn zetel wat te verschuiven, terwijl je aan de rechterkant profiteert van het intelligente ontwerp van de boordplank, waardoor de passagierszetel maximaal naar voren geschoven kon worden om extra ruimte te scheppen voor de achterpassagier. Maar je moet kiezen tussen de koffer en de passagiers. Met alle zetels op hun plaats, is de kofferruimte beperkt tot 32 liter, nauwelijks genoeg voor een opbergmap of laptop.
Zonde, want de Mini scoort wel goed que interieurruimte, tenzij misschien in de breedte, en heeft een koffer van 116 liter. iQ 1, Mini 1. Gelijke stand.
Achter het stuur geniet de iQ van moderne technologie met een motor voorzien van een start-stopfunctie, een manuele zesbak, stuurbekrachtiging en rijhulpsystemen. Dat vind je allemaal niet in de Mini, die beschikt over een antiek gietijzeren blok, een vierversnellingsbak en trommelremmen achteraan. Toch voel je meteen dat je plezier zult beleven zodra de motor draait en zijn wilde geluid laat horen. Je zit bovendien dicht bij de grond.
Plezier
De korte verhoudingen maken de Mini levendig en vinnig, terwijl in de toeren klimmen in de iQ een heus karwei is door de overdreven lange verhoudingen van de versnellingsbak. Op de autosnelweg geniet je in de iQ van een goed comfort en een werkingsstilte waarvan je in de Mini alleen kunt dromen. Het lijkt wel alsof de Mini zijn ophanging vergeten is in de garage. Wel moeten we opmerken dat de wieltreinen en de gasschokdempers aangepast werden op ons testexemplaar. Zodra we de autosnelweg verlaten hebben en op kleine wegen rijden, geniet de bestuurder van een precies en strak weggedrag dat zijn tijdgenoten en zelfs enkele moderne wagens overtreft. De iQ betaalt hier de prijs voor zijn soepele en comfortabele ophanging, die niet bijdraagt tot een leuk weggedrag. In de Mini wanen we ons in een special van de Monte Carlo! iQ 0, Mini 1.
Alles is gezegd
De iQ stelt niet teleur en is aangenaam in gebruik, maar slaagt er niet in om het concept uit 1959 opnieuw uit te vinden. Dat blijkt vandaag nog altijd uiterst doeltreffend en is een compromis tussen een korte wielbasis en genoeg ruimte. De Mini van de eerste generatie heeft een weggedrag dat niet veel auto’s uit die tijd kunnen bieden. Niet alleen zijn leuke gezichtje maar ook het plezier achter het stuur is de moeite waard. Een aanrader als eerste auto in jouw collectie?