Hybrides zijn voor Toyota bijzonder belangrijk. De Japanse constructeur verkocht vorig jaar 888.000  auto’s in Europa, waarvan 178.000 met de combinatie van een benzine- en elektromotor. Een aantal dat blijft toenemen, want in 2010 haalden de hybrides 70.000 exemplaren. Ook de Auris – vorig jaar de meest verkochte auto met alternatieve aandrijving in ons land – is heel populair als hybride. In België is 49 procent van de vijfdeurs Aurissen een hybride en bij de Touring Sports bedraagt dat aandeel zelfs 71 procent.

Zonder afbreuk te willen doen aan de kwaliteiten van de Auris hybride, zegt dat ook iets over de beperkte aantrekkelijkheid van de andere krachtbronnen. Toyota profiteerde van de invoering van de Euro 6-uitstootnormen om het gamma van de Auris te verbeteren met enkele nieuwe krachtbronnen, extra uitrusting en een facelift.

Nieuwe snoet

Die facelift mag je gerust grondig noemen, tenminste wat de voorkant betreft. Je ziet meteen dat de koplampen vernieuwd werden (en in de hogere uitrustingsniveaus over leds beschikken) en nu een fraaier geheel vormen met de nieuwe grille. Toyota tekende ook nieuwe bumpers en achteraan merkt de kenner ook nog nieuwe reflectoren en lichten met led-techniek op. 

In het interieur focuste Toyota op meer kwaliteit, met onder meer nieuwe tellers en een ‘floating panel’ met aanraakscherm dat je capacitieve toetsen bedient. Het ziet er allemaal wat gelikter uit dan in de vorige Auris. Voor de liefhebbers: het afgrijselijke digitale klokje is ook nog altijd van de partij.

Interessanter is de nieuwe veiligheidsuitrusting onder de noemer Toyota Safety Sense. Dat bestaat uit een botspreventiesysteem (actief van 10 tot 80 km/u), waarschuwing voor het afwijken van de rijstrook, automatische grootlichten voor een beter zicht ’s nachts en herkenning van snelheids- en inhaalborden. Helaas is dit pakket niet standaard en zelfs niet verkrijgbaar op de lagere uitrustingsniveaus.

Eerste test

Bij deze eerste test voelden we drie varianten van de vernieuwde Auris aan de tand. Om te beginnen de hybride. Die heeft nog altijd een 1.8 benzinemotor en elektromotor en bleef zo goed als hetzelfde. Dat betekent dat hij nog altijd zeer geschikt is voor een rustige rijstijl, tenzij je houdt van een jankende benzinemotor en aarzelende CVT.

Ook van de nieuwe 1.2 turbobenzine hoef je weinig sensaties te verwachten. Deze motor met 116 pk, die de bestaande met 1.33 (99 pk) niet vervangt maar aanvult, presteert correct en heeft een zeer geleidelijke krachtsontplooiing. Toyota koos bewust niet voor een driecilinder om het geluid te beperken en dat merk je inderdaad tijdens het rijden: de 1.2 blijft altijd discreet op de achtergrond. In theorie bedraagt het verbruik 4,7 l/100 km, maar dat leek ons moeilijk haalbaar. Een langere test zal hierover uitsluitsel moeten brengen.   

Iets luidruchtiger is de nieuwe 1.6 dieselmotor met 112 pk van BMW, die in de plaats komt van de tweeliter. Terwijl die in de nieuwe Avensis op het nippertje presteert, leek hij ons een aangename en soepele partner voor de Auris. Het is wel jammer dat er alleen een manuele zesversnellingsbak verkrijgbaar is, geen automaat. De 1.4 D-4D (90 pk) staat ook nog altijd in de catalogus, meer geeft zijn koppel nu iets sneller vrij dan vroeger.

Conclusie

De Auris heeft meer te bieden dan alleen zijn hybrideversie. De dieselmotor van BMW is soepel en net voldoende krachtig, terwijl de nieuwe 1.2 turbobenzine uitblinkt door zijn discrete werking. Pittige rijsensaties hoef je niet te verwachten, maar wie een degelijke middenklasser zoekt met veel comfort en ruimte (zeker de break), is aan het juiste adres.