Op 26 juni 2016 valt de hakbijl: de resultaten van het referendum van drie dagen eerder rond het EU-lidmaatschap van het VK zijn gekend. De politieke aardverschuiving aan de overkant van het Kanaal is ook in de rest van de Unie te voelen.
Sindsdien heeft de Britse economie het lastiger, en vooral de autosector voelt daar de gevolgen van. In 2019 daalde de autoproductie er met 14 procent in vergelijking met 2018, waardoor de totale daling sinds 2016 op 25 procent uitkomt. Dat lezen we in de statistieken van de Society of Motor Manufacturers and Traders (SMMT), de organisatie die de autosector vertegenwoordigt in het Verenigd Koninkrijk.
Doel gemist
Deze constante afkalving van de cijfers heeft het aantal geproduceerde auto’s in 2019 gereduceerd tot 1,3 miljoen. Dat lijkt toch maar heel weinig in vergelijking met de plannen van vier jaar geleden, toen een jaarlijks volume van 2 miljoen werd bepaald. Voor Mike Hawes, directeur van het SMMT, is “deze daling in de productie tot haar laagste volume sinds een decennium bijzonder zorgwekkend”.
De Brexit heeft al heel wat gevolgen gehad voor de Britse economie en die wegen allemaal door op de auto-industrie. De waarde van het pond is gedaald, waardoor het duurder is geworden om onderdelen in te voeren. Ongeruste consumenten stellen grote uitgaven uit, zoals de aankoop van een nieuw auto. Tot slot hebben ook het dieselschandaal en de overstap op meer geëlektrificeerde voertuigen de Britse autobouwers hard getroffen, omdat zij nog veel te weinig aanwezig zijn in deze niche.
Voeg daar nog de dalende vraag naar Britse
luxewagens in de Chinese automarkt aan toe (om nog maar te zwijgen over de
crisis rond het coronavirus) en je krijgt een heel pessimistische cocktail voor
de Britse automerken.