In 1987 wilde BMW de flexibiliteit van zijn motorgamma aantonen, door tegelijk een kleine driecilinder-in-lijn te bouwen en een hyperkrachtige V16. Die zouden allebei gebaseerd worden op dezelfde architectuur. De ingenieurs hadden iets meer dan zes maanden nodig om de grootste motor te finetunen, en na enkele tests werd deze kerncentrale onder de motorkap van een 7-Reeks gestopt.
De 7-Reeks met V16, die “Goldfish” werd genoemd (naar zijn gouden kleur) viel meteen op door zijn kieuwen achteraan in polyester. Esthetisch waren ze discutabel, maar ze waren nodig omdat de radiatoren naar achter waren verhuisd. Zestien cilinders onder de kap van een 7-Reeks krijgen vergde toch enkele toegevingen.
Sportief? Ja en nee
De motor was ondanks het indrukwekkende aantal cilinders toch relatief eenvoudig opgebouwd: elke bank met acht cilinders had slechts één bovenliggende nokkenas, en elke cilinder had slechts twee kleppen. De 6,65 liter grote motor ontwikkelde “slechts” 408 pk bij 5.200 tpm en 613 Nm bij 3.900 tpm.
Het uiterste werd dus niet gevergd van deze motor, maar de ingenieurs zagen er wel een sportieve bestemming voor. Het had de M7 kunnen worden, met een manuele zesversnellingsbak in plaats van de klassieke viertrapsautomaat uit de 750Li van toen. Helaas haalde hij nooit het productiestadium.