Onder die varianten hebben we een zwak voor de atypische Clubman, de breakafgeleide van de Hatch. Zijn deurconcept is origineel: een kleine suicide door aan de rechterkant om de toegang tot de achterste plaatsen te vergemakkelijken en twee tegensteld opende deuren voor de koffer, een erfenis van de oude Mini break die in die tijd Countryman heette (zoals de compacte SUV vandaag). Kun je nog volgen?
De Clubman heeft net als zijn voorgangers een verlengde wielbasis, wat de achterste passagiers en het comfort ten goede komt, en een langere achteroverhang, zodat de kofferruimte een (bijna) aanvaardbaar volume haalt. En dat allemaal in een volgens ons zeer geslaagd kleedje.
Een Mini, maar praktischer
De Clubman corrigeert de foutjes van de Hatch en heeft meer praktische troeven, een uitnodigender interieur en een beter comfort dankzij de langere wielbasis, zonder dat je hiervoor echt een prijs betaalt op het vlak van het weggedrag, dat levendig en leuk blijft.
Met 143 paarden (of 136 in onze testwagen, om fiscale redenen) biedt de Cooper SD op papier veel meer dan de Cooper D, uitgerust met een 1.6-blok dat zich tevreden moet stellen met 112 paarden. Vandaar de keuze voor de naam SD en het sportievere kleedje van de Cooper S. Onze Clubman neemt dus de luchtinlaat op de motorkap, de specifieke bumpers, de dubbele uitlaat en enkele uitrustingsdetails over van de Cooper S benzine.
Eerder doeltreffend dan sensationeel
Wat de constructeur ook mag beloven, van het geluid moet je geen mirakels verwachten. We hebben duidelijk te maken met een diesel en zijn gezang heeft niets melodieus of opwindend, al blijft het geluidsniveau in het interieur aanvaardbaar. Met 305 Nm beschikbaar van 1.750 tot 2.700 tr/min biedt het 2.0-blok mooie acceleraties en even mooie hernemingen, maar vreemd genoeg krijg je niet echt die indruk.
De cijfers liegen er nochtans niet om en zijn veel aantrekkelijker dan in de Cooper D. De tweeliter is bijzonder soepel en gewillig. Je zou vrezen dat zo’n koppel moeilijk over te brengen is op de vooras die we al in andere modellen op de korrel namen (we herinneren ons de cabriolet Cooper S). Niets van dat echter, de Clubman toont zich aangenaam en precies bij een snel tempo.
We moeten wel benadrukken dat de montage van de optionele 17-duimsbanden een slechte keuze is voor de Mini: die wekken indringende rolgeluiden op en schaden het comfort zonder dat ze echt bijdragen tot een betere rijprecisie. Op een Mini Cooper S storen ze helemaal niet, maar op een Clubman zijn ze niet op hun plaats.
Shooting break
Zoals eerder vermeld, onderscheidt de Clubman zich van de Mini Hatch door een beter comfort en praktische aspecten. Nochtans pretendeert hij absoluut niet een ‘utilitaire’ wagen te zijn en neemt hij afstand van modellen als de Renault Clio GrandTour en de Peugeot 207 SW. Een gezinswagen is het ook niet echt, de recente Countryman met zijn klassieke deuren lijkt hiervoor meer geschikt.
In de Clubman vind je een aparte, Britse stijl. De stijl van het land dat de term “shooting break” uitvond, een exclusief en stijlvol product met praktische troeven dat niet in een vakje onder te brengen valt. De Clubman lijkt erop en heeft de verdienste, ongetwijfeld tot wanhoop van BMW maar tot groot plezier van de gelukkige eigenaars, dat je hem niet op elke straathoek tegenkomt. We voelen aan onze kleine teen dat zijn eventuele opvolger een vleugje originaliteit zal verliezen om een groter publiek te behagen.
Voor wie aan een Mini denkt, is de Clubman de moeite waard. Dan rest nog de keuze tussen een krachtige Cooper S, een financieel aantrekkelijke Cooper D (zowel fiscaal als qua verbruik) en een Cooper SD die zeker krachtiger is maar fiscaal afgestraft wordt door een tweelitermotor, iets meer verbruikt en slechts een beetje beter presteert.