De Mini Coupé werd twee jaar geleden als prototype voorgesteld samen met de roadster en neemt tot net onder de zijruiten de lijnen van de hatchback en de cabrio over. Het grote verschil is dat de achterste plaatsen geschrapt werden en er nu dus een groot kofferdeksel is, waardoor de coupé een profiel met drie volumes heeft.

Daar houden de verschillen niet op. Het dak, waarvan het ontwerp geïnspireerd is door een helm of een pet, rust op specifieke zijruiten. De voorruit staat schuiner en de achterruit loopt langzaam naar de achterkant van het koetswerk, waar de koffer nu 280 liter groot is. Dit dak lijkt op geen enkel ander en geeft deze kleine coupé zijn specifieke look waarmee hij zich onderscheidt van de (weinige) concurrenten en de rest van het Mini-gamma. Van het prototype erft de Mini Coupé een achtervleugel die uitklapt bij 80 km/u en weer verdwijnt bij 60 km/u. Hij geeft de achteras extra druk, het equivalent van 40 kg. Met een knop kun je de achtervleugel ook bij stilstand of onder de grens van 80 km/u uitklappen, om een beetje op te scheppen of, alledaagser, de spoiler schoon te maken.

Onder de pet

Onder het petje (lees: het dak) vinden we een minder krap interieur dan je op het eerste gezicht zou denken. Natuurlijk is de dakhemel erg laag, maar wel oordeelkundig gebogen voor voldoende hoofdruimte. De voorzetels en boordplank zijn gemeenschappelijk met de andere Mini’s, de Countryman uitgezonderd. Tussen de zetels en het tussenschot van de koffer bevindt zich een opbergruimte waarin je gemakkelijk een tas of een vest kunt plaatsen.

Een centraal skiluik creëert een doorgang tot de koffer. Die is veel groter dan in de hatchback en de cabrio (met twee zetels minder had het tegendeel ons verbaasd) en is toegankelijk via een zware klep die moeilijk te bedienen is. De klep omvat natuurlijk de wegklapbare achtervleugel en de bijhorende motoren (een meergewicht van 6 kg), maar een paar sterkere vijzels had hier niet misstaan. Voor een reservewiel is geen plaats, je moet je behelpen met de runflatbanden.

Zelfde mechaniek

Mechanisch zijn er nauwelijks veranderingen, maar is de keuze beperkter. De 1.6-benzineversies beginnen met de Cooper (122 pk), gevolgd door de Cooper S met 184 pk (een ‘fiscale’ versie met 163 pk is ook beschikbaar) en de 211 pk sterke Cooper Works. Er is één diesel, de Cooper SD met 143 pk (of 137 pk bij ons). Een optie (standaard op de Works) is de dynamische tractiecontrole (DTC) met elektronische blokkeerfunctie voor het differentieel (EDLC) die zonder veel problemen het vermogen overbrengt op de voortrein. Laten we de dynamische stabiliteitscontrole (DSC) ook niet vergeten, net als de remcontrole in bochten (CBC) en de elektronische remkrachtverdeling (EBD) die het antiblokkeersysteem aanvult.

Ik hou van rotondes!

De Mini Coupé werd verstevigd om de torsiestijfheid van het koetswerk te verbeteren. Om zijn sportieve kwaliteiten in de verf te zetten, kreeg de coupé zijn vuurdoop tijdens de 24 uren van de Nürburgring en hij was niet onverdienstelijk. Je amuseert je inderdaad kostelijk achter het stuur van deze kleine bom. Rotondes zul je nooit meer op dezelfde manier bekijken. Als je je echt laat meeslepen door het precieze en snel reagerende weggedrag van deze Mini, die een enthousiaste rijstijl aanmoedigt, riskeer je knipperende grootlichten van de andere weggebruikers. De 17-duimsvelgen dragen bij tot dat weggedrag en daarvoor betaal je alleen op een zeer slecht wegdek de prijs. Het comfort blijft aanvaardbaar voor wat men van dit type auto mag verwachten.

De weinig nauwkeurige afwerking veroorzaakt echter rijgeluiden die op dit prijsniveau onaanvaardbaar zijn. Ter hoogte van de zijruiten dringen heel wat stroomlijngeluiden het interieur binnen en rijgeluiden worden amper gefilterd. Je kunt het ook positief bekijken: in zo’n luidruchtige auto is een geluidsinstallatie overbodig.

Voor egoïsten of geliefden

De motor draagt bij tot het speelse karakter van de coupé. Hij herneemt vanaf de laagste toeren op een heel leuke manier, ondanks het optioneel verminderde vermogen van 163 in plaats van 170 pk. Om sensaties te beleven moet je niet eens de rode zone opzoeken, de motor geeft het beste van zichzelf bij gemiddelde toerentallen.

De DTC leidt die gezonde kracht naar de vooras, die ons rustiger lijkt dan vroeger. We herinneren ons kleine plattelandswegen waar je het stuur stevig moest vasthouden om rechtdoor te rijden wanneer je het gas opent. Dat is geen probleem meer, het vermogen wordt vlot overgebracht, zonder reactie van de besturing.

Het verbruik blijft correct: zonder dat we er echt op gelet hebben, stabiliseerde ons gemiddelde zich rond 7,6 l/100 km. Dat is heel redelijk in verhouding tot het rijplezier. Als niet meer dan twee plaatsen nodig hebt, krijg je met de Mini Coupé een amusante kleine bom op wielen die groot genoeg is voor twee passagiers en als extra genoeg kofferruimte heeft voor een romantisch uitstapje. Maar volgens ons zal deze auto pas echt tot zijn recht komen in de roadsterversie, als het chassis voldoende stijf blijft na het afzagen van het dak.