In 1956 werd het project van de R4 gelanceerd. Pierre Dreyfus, toenmalig voorzitter van de Régie nationale des Usines Renault, bedacht het idee van la voiture blue-jean, zeg maar de universele auto. Eind jaren vijftig lijken de normen en de samenleving te evolueren, voor Renault reden genoeg om een model te lanceren niet alleen modern maar ook overal inzetbaar is. Net zoals de gelijknamige broek.
Doorslaand succes
Na vijf jaar ontwikkeling wordt de R4 in 1961 voorgesteld. Het succes volgt meteen. De R4 wordt geprezen om zijn ruimte, zijn lage gebruikskost en zijn veelzijdigheid en bereikt al na amper zes jaar de kaap van het miljoen verkochte exemplaren. Hij wordt gebouwd in 27 landen buiten Frankrijk en verdeeld in meer dan honderd markten. De R4 was een wereldauto avant la lettre: zestig procent van de productie was bestemd voor het buitenland. Uiteindelijk werden 8.135.424 exemplaren geproduceerd.
Verschillende versies
Aanvankelijk waren er drie versies: de R3, R4 en R4 L, met de L van Luxe. Daarna werden tal van varianten en speciale series afgeleid, zoals de Rodeo (een soort cabriolet met vierwielaandrijving) of een bedrijfsvoertuig.
Terug naar 1962
Hij staat voor mij, precies zoals hij in 1962 de fabriek verliet. Deze R4 van de eerste generatie herken je aan de buisvormige bumpers met chroom en de specifieke wielen. Het Luxe-model (vandaar de naam 4L) beschikt over zes zijruiten met als originele toets de achterruit die naar beneden klapt om het interieur te verluchten. De eerste R4's verleiden moeiteloos door het vele chroom, de kleine wielen en subtiele details.
Onder de motorkap ligt niets revolutionairs. Het gaat om een voorwielaandrijver, maar de andere technische kenmerken kunnen de Mini zeker niet bedreigen: een 747 cc motor in lengterichting voorin, een vermogen van 26,5 pk en een manuele drieversnellingsbak.
Wat een comfort
Dat de R4 als een universele auto ontworpen werd, voel je meteen in het interieur. Qua instrumenten en uitrusting biedt Renault alleen het strikte minimum. De presentatie houdt het midden tussen knutselwerk (een zichtbare ruitenwissermotor, allerlei elektrische draden, zeer karige opbergvakken, simpele deurpanelen, ...) en een zekere sierlijkheid (verfijnde kunststoffen, een elegante achteruitkijkspiegel, een knap stuur, ...).
Aan ruimte is er geen gebrek, maar de bestuurder heeft vreemd genoeg de indruk op een troon te zitten achter het stuur. De rijpositie wijkt niet veel af van die van een camionnette, maar dat word je wel gewoon. De zetels zijn heerlijke divans waarin je zalig wegzakt. Wat de functionaliteit betreft, heeft de R4 alles van een moderne auto, zoals een achterklep en een neerklapbare achterbank.
Op de weg
De R4 heeft geen sleutel, maar een startknop. Na enkele vergeefse pogingen (de batterij is maar 6 volt sterk) blaast de motor leven in de auto, fluisterstil maar een beetje schokkerig. Terwijl de pook zich vlot en stevig laat schakelen, vraagt het stuur een zachte behandeling, zo fijn en kwetsbaar is het.
Eens de eerste versnelling is ingeschakeld, duw ik het gaspedaal in om te vertrekken, laat ik de koppeling los en... gebeurt er niets. Om het nog moeilijker te maken, werkt het gaspedaal met een on-offstand. Het eerste deel van de pedaalslag is nutteloos, daarna slaan 26,5 paarden compleet op hol. En om het nog wat pittiger te maken, is de koppeling niet bepaald geleidelijk. Met een beetje moeite en concentratie krijg ik de motor in gang. Ik versnel, ontkoppel, schakel in tweede en jawel, hij rijdt! Eens in derde versnelling raken we de pook niet meer aan en doet het motorkoppel de rest.
Remmen
De eerste bocht neem ik met een ongelooflijke snelheid van 60 km/u. Ik rem, maar er gebeurt niets. Ik blijf op het middelste pedaal stampen en de auto begint te vertragen. Het einde van de bocht ligt maar net naast de voorwielen. Ik bid dat we de bocht halen en eindig bijna op de schoot van mijn passagier. Nochtans kleeft de auto zeer goed aan de weg en volgt hij stabiel het opgelegde traject.
We rijden op een rechte lijn. Ik duw het gaspedaal in, schakel in tweede en derde versnelling, herlanceer de auto onder een luid gebrul en... weer geen spektakel. De naald van de toerenteller klimt erg langzaam.
Bij 90 km/u dwingt het omgevingsgeluid me om te vertragen, terwijl er aan de horizon een helling opduikt. Ik ga weer op het gas, maar de zwaartekracht werkt tegen. De snelheid valt snel terug en ik bereid me voor om naar tweede terug te schakelen. Het is heel nipt, maar we halen net de top. In de afdaling halen we snelheden die me zeer overdreven lijken, aangezien het rempedaal niet veel meer is dan vloerversiering. Het behoort tot de magie van de R4. De ophanging heeft geen enkele moeite om schokken op te vangen zodat je er bijna niets van merkt in het interieur. Schitterend.
Hoog comfort
Een kleine rit achter het stuur van een versie uit 1968 en een van de allerlaatste (1989) toont het comfort aan van de R4. Zelfs de autosnelweg wordt haalbaar, zeker als je een recent exemplaar met 1.1-motor bezit. De 4L wint aan polyvalentie, laat zich bijna als een moderne auto rijden maar verliest wel van zijn charme.
Vandaag
De R4 is het prototype van de oude auto die gemakkelijk is in gebruik. Hij is extreem betrouwbaar. Geef hem één keer per jaar een onderhoudsbeurt, controleer regelmatig de vloeistofpeilen, kap er wat benzine in en je bent vertrokken. De onderdelen zijn nog gemakkelijk verkrijgbaar tegen bodemprijzen. Nog een voordeel: de garagist van om de hoek kan je R4 moeiteloos onderhouden. Ben je een doe-het-zelver, twijfel dan niet om de handen uit de mouwen te steken, het is niet moeilijk.
Zelfs de prijs valt goed mee: van 2.000 tot 5.000 euro voor een exemplaar in goede staat, naargelang de versie. Wat wil je nog meer? De R4 is een leuke en economische manier om met een oude wagen te rijden. Nog een laatste voordeel: het verbruik tussen 5 en 7 l /100 km.