Toegegeven, de eerdere koele charme van deze Mercedes liet me tot nog toe eerder, euh koud. Z’n elegante maar sobere lijnen konden in mijn ogen niet concurreren met de meer levendige ontwerpen uit Italië of Groot-Brittanië. Het werd dus hoog tijd om mijn vooroordelen te toetsen aan de realiteit.

De voorganger, 300 SL, was zowel een subliem vormgegeven als performante wagen die brandhout maakte van de concurrentie. Hij groeide uit tot een icoon, maar in 1963 woog zijn 10-jarige carrière te zwaar. De aflossing van de wacht diende zich aan, maar die taak werd niet toebedeeld aan het kleine broertje. De schouders van de mooie 190 SL waren te broos om het nieuwe speerpunt van Mercedes te worden.

Mercedes ging in zee met de befaamde Franse ontwerper Paul Bracq die de hele SL-lijn een nieuwe gezicht moest geven. Van 1963 tot en met 1971 zagen we daarvan het resultaat in de vorm van de 230 SL, 250 SL en de 280 SL, waarbij de cilinderinhoud steeds maar toenam.

De visie van Paul
Is dit nu een vrolijke en jolige meid of toch maar de strenge, koele directrice? Ik vraag het met af, terwijl ik de SL in mijn garage bekijk. Die staat achter mijn Triumph en ik kan dus vergelijken. Paul Bracq heeft prachtig werk geleverd, zoveel is zeker. Het is minder spectaculair dan het werk van Michelotti bij Triumph, maar desalniettemin is de SL tijdloos.

De Mercedes “Pagode” - zo genoemd naar de welving in de hard-top - is nauwelijks verouderd. Op het inschrijvingsbewijs staat dat hij bijna 50 wordt, maar dat is ‘m niet aan te geven.

Aan boord
Achter het stuur ademt alles die typische Mercedes sfeer uit. Je ‘valt’ niet meteen in de wagen, in tegenstelling tot sommige Britse roadsters, maar de zit is erg comfortabel. De sfeer is een combinatie van koele precisie, de juiste kwaliteitsvolle materialen en een heerlijk vleugje nostalgie, mede dankzij de chrome elementen in het witte stuur. De ruimte achter het stuur is respectabel en de zithouding correct. Zelfs met de volledig kaal geworden richtingaanwijzers. Je moet echt de Sherlock Holmes in je wakker maken om uit te vissen hoe je nu precies de lichten, dan wel de ruitenwissers bedient.

Bij de tijd
De huidige SL modellen richten zich meer op comfort dan wel op sportiviteit. En deze “Pagode”? Die is helemaal in dezelfde filosofie gebouwd, maar dat neemt niet weg dat de technologie van toen helemaal mee was: een zescilinder in lijn met indirecte injectie, vier onafhankelijke wielen, vier remschijven (250 en 280 SL), monocoque koetswerk… In de jaren ’60 was dit geen avant-garde, maar wel toepassingen die je alleen bij het betere werk te zien kreeg.

Sturen
De 2.3 zescilinder ronkt zachtjes wanneer hij stationair draait. We zetten ‘m in eerste versnelling, geven een dot gas en zijn vertrokken! Eens de wielen aan het draaien gaan, wordt het sturen lichter, zachter en erg aangenaam. De motor gromt van de goesting. Gretig. Terwijl de vering het wegdek vlak trekt. Kortom, je tankt meteen een ferme dosis vertrouwen achter het stuur, zelfs als je in rekening neemt dat de remmen van toen een duidelijk verschil vertonen met die van nu.

150 pk
Maar de grote verrassing krijgen we voorgeschoteld wanneer de naald voorbij de 2.500 tr/min gaat. Dan ontwaakt de zescilinder pas echt en veert hij op. Hij haalt z’n volledige paardenstal uit de kast en stoot naar voor. Begeleid met een indrukwekkende sound die opstijgt van onder de motorkap. Hij leeft en heeft er erg veel zin in. Maar laat die kwieke prestaties je niet verleiden tot een sportieve rijstijl, want daar heeft de vierversnellingsbak helemaal geen zin in, het stuurgedrag mist er de precisie voor en de vering kan een hoog en sportief tempo niet aan.

De 230 SL is een prima wagen voor de verre reizen. Het comfort aan boord en de ruime koffer maken van ‘m een ideale groottoerist. Nog straffer is de grote broer, de 280 SL, die met z’n automatische versnellingsbak en z’n stuurbekrachtiging zich nog harder op comfort focust.

En nu?
De SL-prijzen zijn de afgelopen jaren ontploft. Wie op zoek gaat naar een model dat hij nog moet restaureren, moet al rekening houden met een prijskaartje van 25.000 euro. Al is dat niet meteen de aan te raden strategie. De 230 SL is een goede Duitse wagen die betrouwbaar en degelijk is gebouwd, maar die na 50 jaar ook heel wat aandachtspunten heeft: roest is een van de grootste uitdagingen en ook de aandrijftrein vraagt de nodige aandacht. En als alle onderdelen beschikbaar zijn (dankjewel, Mercedes) is de prijs ervan, euh exorbitant.

Toch maar uitkijken naar een model dat in perfecte staat verkeert? Goed, maar daar hoort dan al gauw een prijskaartje bij dat schommelt tussen de 50.000 en de 100.000 euro. Van alle SL’s is bovendien de 280 SL met manuele (destijds optionele) vijfversnellingsbak, met soft- en hard-top de absolute top. Happy hunting!

Conclusie
Albert Einstein heeft eens gezegd dat het eenvoudiger is om een atoom te splitsen dan iemand met een vooroordeel te overtuigen van het tegendeel. Nochtans hebben de rijkwaliteiten van deze SL bij me toch het een en ander teweeg gebracht. De koele degelijkheid staat uiteindelijk toch de mogelijkheid om te verleiden niet in de weg en wat ik afschilderde als een gezapige GT, bleek onderhuids een gretige en kwieke vijftiger te zijn die er vol voor wil gaan. In totaal zijn er van de SL 50.000 exemplaren gemaakt, maar wie op jacht wil gaan naar eentje voor in de garage, die bekijkt best eerst de stand van z’n bankrekening.

Met dank aan de Classic Club voor het ter beschikking stellen van de Mercedes 230 SL!