Het intussen verdwenen Rover bouwde een Land Rover volgens hetzelfde recept. Geprangd tussen een tekort aan staal en de dringende nood om de export weer op gang te trekken, besloot Rover aluminium te gebruiken, ruim beschikbaar sinds het einde van de oorlog. De Land Rover dankt zijn kleur aan dezelfde naoorlogse context, want hij werd gespoten met de verfoverschot van de cockpits van de RAF-vliegtuigen.
Sinds de komst van de Series II in 1958 werd de originele Land Rover ‘Series I’ gedoopt. Hij evolueerde technisch en werd beschikbaar met verschillende onderstellen (kort en lang) en koetswerktypes. Daarna heette hij Series III en vervolgens 90 of 110 (naar de lengte van het onderstel uitgedrukt in duim), voor hij uiteindelijk de naam Defender aannam toen in 1989 de Discovery verscheen. Maar de basis veranderde niet. De huidige Defender staat nog altijd heel dicht bij zijn befaamde voorouder en is volgens kwatongen primitief.
Terwijl Land Rover de liefhebbers van functionaliteit en doeltreffendheid bekoorde, kwam er in de jaren zestig meer vraag naar 4x4’s die niet alleen doeltreffend moesten zijn op het terrein maar ook veelzijdig, comfortabel en krachtig. De ingenieurs waren zich hier al van bewust aan het einde van de jaren vijftig en stelden zich een ‘Road Rover’ voor, een soort break op het chassis van een Land Rover. De samenvloeiing liet lang op zich wachten omdat Rover in zwaar weer terechtkwam, waardoor het in 1967 moest fuseren met Leyland.
Geboorte van een mythe
Uiteindelijk werd de Range Rover pas in 1970 voorgesteld, na de komst van Amerikaanse en Japanse SUV’s. De Range Rover sprak van in het begin tot de verbeelding met zijn permanente vierwielaandrijving, schroefveren en V8-motor van Buick. Het inspiratievolle design, dat bijna niet veranderde in 25 jaar tijd, gaf verder vorm aan de legende.
De Range Rover groeide snel uit tot de referentie van een nieuwe categorie, de luxueuze 4x4. Hij is tot heel wat in staat (meer zelfs dan een Land Rover) maar zet ook uitstekende prestaties neer op de weg, in alle comfort. De overwinning van een nauwelijks aangepaste Range Rover in de eerste Parijs-Dakar bewees zijn opmerkelijke capaciteiten.
Van de oudste tot de nieuwste
De generaties volgden elkaar op, de ene al geslaagder dan de andere. De klassieke Range heeft 65 jaar na zijn geboorte natuurlijk zijn limieten en zijn opvolger P38 uit 1994 getuigde van weinig inspiratie. Dat werd rechtgezet met de derde generatie, de L322 die in 2002 verscheen. Niets is perfect en de Range Rover moest dringend op dieet om een dynamischer weggedrag te verkrijgen. De concurrentie zat de afgelopen veertig jaar natuurlijk ook niet stil.
De Range Rover van de vierde generatie, met codenaam L405, bundelde in zijn aluminium monocoque alle knowhow van een bedrijf dat het eigenlijk nooit beter deed dan onder de leiding van de Indiase groep Tata.
Succes van de SUV
We reden al enkele keren met de recente L405, maar ook met de Range Sport, de Evoque, de Freelander en de Discovery. Telkens worden we verleid door de capaciteit van het Brits-Indiase merk om een sterke identiteit te behouden en typische producten te bouwen die de concurrentie niet moeten vrezen.
In 1970 was de Range Rover heer en meester (de Ford Bronco, Jeep Wagoneer of Toyota FJ55 waren niet in staat om hem in de schaduw stellen), maar sindsdien betraden veel constructeurs het vruchtbare segment van de SUV’s, dat nu heel divers is. Om het even welke pseudo-SUV verkoopt als zoete broodjes, zolang hij maar wat hoger is en stoere plastic opzetstukken heeft om te verbergen dat het eigenlijk niet meer is dan een voorwielaandrijver.
Je zult opmerken dat de Evoque ook beschikbaar is met slechts twee aangedreven wielen. Dat lijkt een goed verkoopargument en zorgt voor een lage CO2-uitstoot van 129 g/km, maar het is geen commercieel succes. Een Land Rover met tweewielaandrijving, dat verkoopt niet. Na zestig jaar blijven de klanten trouw aan de veelzijdigheid van het product. Ook vandaag blijven de Range Rovers één van de weinige SUV’s die zich ook op hun gemak voelen in het terrein. Voeg daar nog een typisch Britse stijl aan toe en je begrijpt de redenen van het niet aflatende succes.
Range Rover Hybrid
We ontdekten de Range Rover hybride met SDV6-dieselmotor op de bergwegen van de Vogezen. Hij is uitgerust met een elektromotor van 35 kW geïntegreerd in de ZF-automaat met acht versnellingen en met een lithium-ionbatterij die onder de achterzetels ligt. De Range ontvangt je nog altijd in alle comfort en boet helemaal niets in qua prestaties buiten de weg.
Op de weg volstaan het vermogen van 340 pk en koppel van 700 Nm ruimschoots, maar Land Rover had een erg veeleisend parcours uitgestippeld. Niets ontbrak en de Range moest kantelen, dieptes van 90 cm doorwaden, bruggen op en af rijden, door poelen rijden, … De Range maakt van deze proeven een formaliteit, terwijl je geniet van een luxueuze cocon met leder, hout en dikke tapijten. De astronomische prijs die de constructeur vraagt (126.000 euro) maakt het echter een bittere pil om te slikken.
SDV8
We kropen ook achter het stuur van de Range Rover SDV8 in België. Een eigenaar van een Range L322 voegde zich al snel bij ons, benieuwd naar de vooruitgang. En hij werd niet teleurgesteld. De nieuwe Range overtreft de oude qua prestaties, de automaat met acht versnellingen is ook een verbetering, de werkingsstilte maakt de L322 rustiek en het weggedrag van de L405 doet de rolneigingen van de L322 helemaal vergeten.
Onze Range Rover-fan (die alle vorige generaties bezat en recent nog viel voor een Range Classic uit 1992) toonde minder enthousiasme voor het infotainmentsysteem waarin je snel verloren loopt en het aanraakscherm waarin functies die vroeger met één van de vele knoppen bediend konden worden, moeilijk vindbaar zijn.
De Range Rover biedt nu dezelfde dynamische prestaties als de Mercedes ML, BMW X5 en Porsche Cayenne. Hij onderscheidt zich door een elegantere stijl, warmere afwerking en echte offroadkwaliteiten. Maar we vragen ons af wie er zo gek is om zijn mooie (en dure) Range in de modder te gooien.