Binnen de Ford-groep was Ian Callum verantwoordelijk voor het design van de nieuwe DB7. Die was gebaseerd op het platform van de Jaguar XJS en was een van de mooiste auto’s uit zijn tijd. Met dat model verrees Aston Martin uit de as. Ford wilde op hetzelfde elan verder en besloot Lagonda terug uit de vriezer te halen. Het design daarvoor werd toevertrouwd aan de broer van Ian Callum, Moray Callum. Maar de geschiedenis herhaalde zich niet…

Moray vertrok van een bekende basis uit de Ford-groep: de Lincoln Town Car. Die gigantische berline werd nog langer. Om het model een uniek en flamboyant uiterlijk te geven, ging Moray Callum helemaal loos, en tekende hij een enorme auto die wat weg had van een aangespoelde walvis. Technisch was er niet veel beter nieuws: onder de motorkap zat een Ford-V8 van 4,6 liter met… 190 pk. Gelukkig wilden de ingenieurs voor het productiemodel een V12 van Aston Martin onder de kap.

Drie exemplaren

Ford was er zich snel van bewust dat Lagonda nieuw leven inblazen een huzarenstukje zou zijn. De groep wierp dus de handdoek in de ring en liet het concept voor wat het was. Het design liet te wensen over, maar toch zaten er enkele goede ideeën in, zoals een interieur dat geïnspireerd was door Engelse “gentleman’s clubs”. Er werden slechts drie exemplaren geproduceerd, waaronder een blauw exemplaar met V12, dat werd verkocht aan de onvermijdelijke sultan van Brunei.