Eind jaren 50 was Jacques Coune een Brusselaar met een passie voor Italiaanse auto’s. Hij importeerde Abarth-onderdelen voor Fiats en leidde ook een klein koetswerkbedrijf dat af en toe speciale versies maakte van bestaande modellen. Zo bouwde hij een kleine reeks Volvo Amazone-cabriolets en enkele bedrijfsversies op basis van BMW’s en Mercedessen. In 1963 bezweek hij net als zovelen voor de charme van de MGB… maar vond hij het jammer dat er nog geen coupéversie van bestond.
Coupé op maat
Op het salon van Brussel in 1964 presenteerde Coune een coupéversie van de MGB. De wijzigingen bleven niet beperkt tot een simpele hardtop: dankzij onderdelen van onder meer Renault en Simca ontwierp hij een auto met een eigen persoonlijkheid, met een aflopende daklijn en een Ferrari-achtige achterkant. Het ontwerp werd zo goed ontvangen dat Coune hem besloot te produceren.
Cabriolets en targa
De coupé kende een bescheiden succes. Maar Coune zag al snel de voordelen van glasvezel en verving er na enkele exemplaren zijn staal door. Het grote voordeel: een lager gewicht. De MGB’s van Jacques Coune waren dus sneller dan de MGB’s van de fabriek.
Naast coupés bouwde hij ook enkele cabriolets en een originele targa voor baron Lippens. Die werd “Gemini” gedoopt en zou enkele jaren later volledig vernield zijn door een prostituee die de auto derdehands had gekocht.
Vandaag
Er werden 56 coupés gebouwd en een handvol cabriolets. Hoeveel er vandaag nog bestaan, is moeilijk te zeggen, maar ze zijn gegeerd bij liefhebbers uit eigen land. Reken op € 5.000 tot € 10.000 meer dan een gewone MGB (dus tussen € 20.000 en € 35.000 afhankelijk van de staat), wat gezien zijn originaliteit niet bijzonder duur is.