Begin jaren 60 kreeg het project rond de opvolger van de verouderde 356 bij Porsche stevig vorm. Toen heette die opvolger nog 901, en zou een revolutie teweegbrengen: de motor zat nog steeds helemaal achterin, maar dat zou een zescilinder boxermotor worden. En niet zomaar eender welke: een moderne motor met droog carter. De prijs zou dus ook stevig evolueren.
Instap-911
Daarom werkte Porsche bij de lancering van de 901 in 1963 in sneltempo ook aan de 902, een zuiniger viercilindermodel. De Duitsers onderzochten verschillende opties, waaronder een 1.8 boxer met mechanische injectie, maar uiteindelijk koos Porsche voor de makkelijkste oplossing: de motor van de 356 SC, een 1.6 van 90 pk, en koppelde die standaard aan een manuele bak met vier versnellingen.
Twee jaar later
In 1963 werd de 901 op applaus onthaald. Behalve bij Peugeot, dat Porsche eraan herinnerde dat het als enige merk een nul in het midden van een modelbenaming mocht gebruiken. Porsche doopte de 901 daarom om in 911, en de 902 volgde logischerwijs tot 912. Die werd twee jaar later gepresenteerd, in 1965.
Esthetisch veranderde er weinig, behalve de mindere afwerking van het interieur. De viercilinder had niet dezelfde longinhoud of muzikaliteit als de zescilinder, maar zorgde wel voor een betere gewichtsverdeling, een levendiger weggedrag en betere stabiliteit dan de 911.
Zes voor iedereen
De 912 zette zijn carrière met succes verder tot in 1969, en kreeg dezelfde koetswerkvarianten als de 911: Coupé en Targa. Maar in dat jaar presenteerde Porsche een nieuw instapmodel, de 911 T. Diens eenvoudige zescilinder met 110 pk concurreerde met de 912. Het lot van die laatste was al helemaal bezegeld toen de 914/6 ten tonele verscheen en de nieuwe Amerikaanse pollutiewetten de oude viercilinder afschreven.
912 E
In 1975 dook de 912 toch weer op. Hij moest de wachttijd overbruggen tussen de productiestop van de 914 en de komst van de 924 met motor voorin. Onder de motorkap achteraan zat een 2.0 viercilinder boxer met injectie en 90 pk. Daar werden iets meer dan 2.000 exemplaren van verkocht, allemaal voor de Amerikaanse markt.
Vandaag
De 912 werd in iets meer dan 30.000 exemplaren geproduceerd en is dus niet zeldzaam. Hij werd lang genegeerd, maar profiteerde mee van de waardestijging van de 911. Toch blijven zijn prijzen daarmee vergeleken vrij redelijk: € 45.000 tot € 50.000 voor een exemplaar in mooie staat. Een 912 E is minder gegeerd en kost daarom ook maar half zoveel. Vermijd de exemplaren die een zescilinder kregen ingebouwd en getunede exemplaren, om wettelijke en waardeproblemen te vermijden.
Maar omdat hij twee cilinders minder heeft, betekent dat niet dat hij goedkoper is in onderhoud. Onderdelen kosten nog steeds veel, en de afstelling van de carburators laat je best over aan experts. Als dat perfect gebeurd is, geraak je met een 912 ver. Een laatste probleem: roest. Een auto uit de jaren 60 roest nu eenmaal snel, prestigieus logo of niet.