Renault stelde niet één maar twee modellen voor als opvolger van de 14. Eerst kwam namelijk de 9, een drievolumeberline voor eind 1981, gevolgd door de 11, een berline met kofferklep, die begin 1983 kwam. Met dit dubbele aanbod wou Renault een zo breed mogelijk cliënteel verleiden en tegelijk de productiekosten minimaliseren, omdat deze auto’s erg nauwverwant waren…

Met of zonder turbo

In 1983 besliste Renault bovendien om hard uit te halen door een sportieve versie te ontwikkelen van deze twee modellen. Dat werd de Turbo. Het uiterlijk werd aangepast en de brave berline leek een paar flinke dosissen doping te hebben geslikt: specifieke stoelen, rode biesjes, grotere spoilers, een uitgebreid instrumentenbord,… En bovendien was het doel om niet alleen sportief te zijn, maar ook luxueus. Zelfs halverwege de jaren 1980 begonnen sportwagens al te verburgerlijken…

Onder de motorkap

Voor de aandrijving plukte Renault een oud en bekend blok uit de R5 Turbo Alpine: het ging om de goede oude gietijzeren Cléon, een motor met een antiek ontwerp die het dankzij een turbo erg lang heeft uitgehouden. Vergelijk het met een boerderij uit de negentiende eeuw met WiFi: de combinatie van de twee lijkt wat onsamenhangend, maar het resultaat is eerder sympathiek, want uit nauwelijks 1,4 liter haalde deze motor 105 pk. Met een dergelijke bewapening sprintte de R9 Turbo van 0 naar 100 km/h in 9,3 seconden en haalde hij een topsnelheid van 190 km/h.

Evoluties

Veel evoluties waren er niet: in 1985 bood Renault de vijfdeurs R11 Turbo aan en vanaf 1987 kwam de facelift. De koplampen werden eenvoudiger en de achterlichten waren rood en zwart. De turbomotor klom daarbij op tot 115 pk, waardoor de prestaties verbeterden maar hij minder soepel werd in het gebruik. In 1989 staakte Renault de productie van zijn modellen en werden ze vervangen door de R19. Voor zijn sportieve versie keerde die terug naar een atmosferische motor, een volledig nieuwe eenheid met 16 kleppen. Maar dat is een verhaal voor een andere keer…

Onderweg

De 11 Turbo heeft absoluut niet het homogene en gedisciplineerde karakter van een moderne auto. Verwacht hier geen voorbeeldig evenwicht, zelfs al vonden de kranten van destijds het rijgedrag eensluidend gezond. De gebrekkige trekkracht en de matige remmen beperken echter de sportieve gebruiksmogelijkheden. De motor is daarentegen een klein bommetje!

Hoeveel?

Een GTI uit de jaren 1980 die dankzij zijn turbo overloopt van het karakter, dat moet een fortuin kosten, zo zou je verwachten… Maar neen: de R11 Turbo vind je vandaag voor minder dan 5.000 euro. Toegegeven, dan moet je hem wel in Frankrijk gaan zoeken en voor dat bedrag zal de auto niet bepaald op zijn best zijn… Maar voor maximaal 8.000 euro moet je wel een kerngezond model met weinig kilometers en een volledige onderhoudsgeschiedenis kunnen vinden. Let wel op met de koppakking en de turbo, want die laatste is fragiel bij gebrekkig onderhoud of onaangepast gebruik. De zeldzame Zender-versie, met een specifieke koetswerkkit en een herwerkte ophanging, laat zich vandaag uiteraard iets duurder betalen.