1. Mitsuoka Orochi (2006 – 2014)

Jazeker, Japan kan niet alleen goede auto’s bouwen, maar ook slechte. Dat heeft deze supercar te danken aan zijn spectaculaire looks, die het midden houden tussen een gemuteerde vis en het monster van Loch Ness. Dit vreemde ding was bovendien niet alleen lelijk, maar ook traag. Met zijn V6 uit een… Toyota Camry en automatische versnellingsbak kon de Orochi nooit het grote publiek verleiden.

2. Panther 6 (1977)

De Panther 6 haalde de mosterd bij de Tyrrells met zes wielen, die destijds af en toe wisten te scoren in de Formule 1. Het resultaat was deze rechthoekige badkuip met zes wielen. Onder de kap zat een V8 van Cadillac-makelij, die voorzien werd van twee turbo’s. Ontwerper Robert Jankel verkondigde destijds de gekste cijfers: 600 pk, 320 km/h, een gewicht van 1,3 ton en een sprinttijd van 8 seconden tot 160 km/h. Geen kat die erin geloofde. Er werden dus slechts twee stuks gemaakt.

3. Covini C6W (2004 - …)

Nog zo’n monster op zes wielen! Gelukkig gaat het er dit keer iets eleganter aan toe, en de V8 van Audi-origine voegt er zelfs een vleugje prestige aan toe. Dat is ook nodig om de hallucinante prijs te rechtvaardigen, en het desondanks onhandige design. Het gewicht op de voortrein is ook niet min. Meer is niet noodzakelijk beter.

4. Vector W8 (1989 – 1992)

Op papier klonk het veelbelovend. Een ronkende naam, een V8 met dubbele turbo en 650 pk, en een op zijn minst opzichtig design. Nog beter: de supercar dook zelfs op in de film Rising Sun. Wat wil je dus nog meer? Een afwerking die op peil is en een zekere mate van betrouwbaarheid bijvoorbeeld. Ook Andre Agassi was teleurgesteld in zijn exemplaar.

5. Consulier GTP (1985 – 2000)

Samen met de Mitsuoka Orochi in de running voor lelijkste supercar aller tijden. Nog erger: onder de kap huist een banale viercilinder van Chrysler en de afwerking is absoluut bedroevend. Gelukkig ging dit ding vooruit, en nog geen beetje. Vooral in de bochten!