Zoals in een thriller beginnen we met een kleine flashback: eind mei 2011 presenteerde Audi het concept A1 Clubsport op het bekende Oostenrijkse festival Wörthersee Tour. Hoewel zijn look bijzonder in de smaak viel, konden we ons moeilijk voorstellen dat Audi dit technologisch delirium ooit in serie zou bouwen…

500 paarden!

Onder de motorkap van dat studiemodel lag de vijfcilinder 2.5 TFSI, opgevoerd tot 503 pk. Als het gaat om de mechaniek, houden de Duitse ingenieurs zich duidelijk niet in. Maar er zijn grenzen en hier zitten we toch echt op de limiet. Volgens de ingenieur die verantwoordelijk was voor de ontwikkeling, was het mogelijk om de charismatische vijfcilinder onder de motorkap van de kleine A1 te lepelen, maar zou het extra gewicht op de voortrein de auto eerder veranderen in een dragster dan in een kleine, doeltreffende bom op kleine wegen.

Rangorde gerespecteerd

Er moest ook een zekere hiërarchie gerespecteerd worden in het gamma (de vijfcilinder-in-lijn verscheen eerder in de RS3 Sportback). Bovendien moest geprobeerd worden om de astronomische kosten van deze beperkte serie binnen de perken te houden. Hoewel Audi 333 exemplaren aanbiedt  (waarvan twintig voor België) voor een prijs van 50.000 euro, is dit bedrag zeker niet genoeg om de ontwikkelingskosten van de A1 Quattro te dekken.

Om deze kleine voorwielaandrijver (die zijn platform deelt met onder meer de VW Polo) om te bouwen tot een 4x4 moest plaats vrijgemaakt worden en werden talrijke onderdelen aangepast. Ongeveer 600 onderdelen zijn nieuw of vernieuwd specifiek voor de A1 Quattro. De benzinetank bijvoorbeeld, die in twee gedeeld werd om de transmissie-as te laten passeren.

Vier stevige cilinders

De Audi A1 Quattro laat de welluidende vijfcilinder van het huis links liggen, maar krijgt toch een kanonmotor onder de kleine kap: de 2.0 TFSI, beschikbaar op heel wat sportievelingen binnen de VW-groep, maar hier opgevoerd tot 256 pk. Voor een auto van minder dan vier meter die amper meer weegt dan een ton, is dat veelbelovend.

Een andere bijzonderheid van de A1 Quattro is zijn achtertrein, volledig geleend van de Audi TT S (met kleinere sporen). Het differentieel, geïnstalleerd op de plaats van het reservewiel, laat toe om het gewicht van de A1 Quattro meer in evenwicht te brengen. Bij normale omstandigheden stuurt deze koppeling met twee schijven het meeste koppel naar de vooras. Bij tractieverlies wordt het vermogen in enkele milliseconden elektronisch naar de achterwielen gestuurd.  

Het XDS vervult dan de rol van elektronisch differentieel met beperkte slip door de wielen aan de binnenkant van de bocht licht af te remmen en zo te helpen om doeltreffender te draaien. Dit elektronische systeem blijft voortdurend actief, zelfs al schakel je het ESP uit om je wat te amuseren op het circuit … of op een bevroren meer, bijvoorbeeld.  

Nostalgische referentie

Helaas: door de spijkerbanden waarmee ons testmodel uitgerust was, bleven de schitterende velgen met turbinedesign achterwege. Voorts heeft hij dezelfde oorlogstooi (Gletsjerwit koetswerk met zwart dak en kofferdeksel) en heel wat sportieve attributen (dikkere bumpers, een dubbele uitlaat).

Ook in het interieur vinden we leuke verrassingen. De afwerking is, vanzelfsprekend, onberispelijk en de exclusiviteit van deze beperkte serie wordt sober onderstreept door de aanwezigheid van een monogram onderaan het stuurwiel, een rode toerenteller, een Quattro-logo op het instrumentenbord, lederen sportzetels die voortreffelijk steunen, aluminium pedalen, enzovoort.

Het sympathiekste item is de versnellingspook. Zelfs al zijn de gewone automaten of exemplaren met dubbele koppeling bijzonder doeltreffend geworden, het blijft leuk om in zo’n kleine bom een goede manuele zesversnellingsbak te ontdekken. Zeker omdat de verzetten hier bijzonder direct zijn en een “autosportgevoel” geven in je handpalm.

Stormwind

Zodra we vertrekken, zijn we de turbinevelgen al vergeten en zijn we zelfs blij met de spijkers op het schoeisel. Maar het volstaat niet om te voorkomen dat de A1 Quattro flink onderstuurt bij de eerste bocht. Om het karakter van een voorwielaandrijver te compenseren, moet je de handen uit de mouwen steken op deze delicate ondergrond.  

De A1 Quattro is gelukkig heel levendig en goed opgehangen en leent hij zich prima tot dit spel. We gooien hem in de bocht met de stuur- en tegenstuurtechniek en dan duwen we het gaspedaal in om te genieten van de vierwielaandrijving en door de bocht te scheuren. Even de voet lichten volstaat vervolgens om de volgende bocht al glijdend te nemen. Simpel, even wild als met een achterwielaandrijver maar nog veel doeltreffender. 

Iets steviger, a.u.b.

Een klein punt van kritiek: de stuurbekrachtiging is wel lineair en natuurlijk, maar verbazend licht. De bekrachtiging is te uitgesproken voor een sportieveling van dit allooi. Natuurlijk helpen de wegen vol ijs de zaken niet vooruit, maar we hadden toch graag meer consistentie gewild. 

De motor is daarentegen hallucinant. Zijn koppel van 350 Nm tussen 2.500 en 4.500 tr/min laat toe om als een raket te hernemen, zelfs bij lage toeren. In rechte lijn, boven 4.000 tr/min, briest de turbo in de cilinders om deze kleine Audi om te toveren in een ijsracer. Je hebt de indruk dat de mistral door het interieur raast, zo sterk is de turbo aanwezig. Zonder te spreken over het geluid van de uitlaatklep als je je voet licht. Wat een plezier…