De kleinzoon van Ferdinand Porsche wordt in 1937 geboren in Oostenrijk en volgt een opleiding als ingenieur. Hij begint zijn carrière op 26-jarige leeftijd bij Porsche in Stuttgart, waar hij de nieuwe motoren moet testen. Vier jaar later wordt hij onderhoudsdirecteur alvorens hij in 1969 verantwoordelijk wordt voor onderzoek en ontwikkeling. Hij is een van de belangrijkste bedenkers van de 911 en zijn beroemde 2.0-flat-six.

In 1972 gaat hij naar Audi, dat dan al een dochterbedrijf is van Volkswagen. Hij wordt daar verantwoordelijk voor de technische ontwikkeling. Drie jaar later treedt hij toe tot de directie, die hij voorzit van 1988 tot 1992. Hij geeft het merk met de vier ringen een nieuw imago, onder meer door zelf meerdere modellen te tekenen en door nieuwe motoren te bedenken. Hij staat ook aan de basis van de Quattro-vierwielaandrijving. In 1993 gaat hij bij Volkswagen werken om de groep te herstructureren. Die staat namelijk aan de rand van de afgrond na de overname van Seat en Skoda.

 Verkoop als afscheidssignaal

Door de 15,4 procent aandelen te verkopen die hij bezit in de holding Porsche SE (wat overeenkomt met 7,5 procent van de aandelen van de Volkswagen-groep, die voor 52 procent in handen zijn van de Porsche-erfgenamen) bevestigt Piëch onrechtstreeks dat hij opstapt. Hij werd in die richting geduwd door heel wat kaderleden van de groep na het schandaal van getrukeerde dieselmotoren.