Dit onderwerp riskeert de gemoederen te verhitten bij de tifosi. De Italiaanse merken, die vaak aanbeden worden, brachten ook al enkele rampen op wielen voort. Enkele voorbeelden van spectaculaire missers.
Lamborghini Diablo (1990-1998)
Een naam die doet beven, een brullende V12, hallucinante prestaties en een topsnelheid van meer dan 325 km/u: wat kunnen we deze Diablo verwijten? Eigenlijk alleen dat hij weggedrukt wordt tussen twee legendes. Hij is te braaf in vergelijking met de Countach (ongekend brutaal op esthetisch vlak) en te extreem in vergelijking met de ‘bruikbare’ Murcielago. De Diablo is een supercar voor een salon. De sensaties zijn uniek, maar het chassis is te zwaar. Hij stuurt erg moeilijk, er is bijna geen zicht rondom en de verschrikkelijke betrouwbaarheid maakt de Diablo geen aanrader. De laatste der Mohikanen?
Ferrari Mondial 8 (1980-1982)
Een architectuur met vier plaatsen en centrale motor is voor ontwerpers nooit eenvoudig geweest, zelfs voor de meester Pininfarina. Hij leek zich van pen vergist te hebben bij het ontwerpen van de saaie en hoekige Mondial, die de legende van het steigerende paard niet uitstraalt. Onder de motorkap is het nog erger. De Amerikaanse wetgeving heeft de drieliter V8 letterlijk verstikt: hij levert maar 214 pk en 243 Nm. Voeg daar een middelmatige betrouwbaarheid bij en je krijgt een Ferrari die vandaag betaalbaar is, maar velen zal teleurstellen.
Maserati Biturbo (1982-1988)
Door Maserati aan te kopen wilde Alejandro de Tomaso concurreren met de nieuwe BMW 3-Serie. Daarvoor zocht het prestigieuze Italiaanse merk zijn toevlucht tot drukvoeding met de Biturbo. Op papier werd de Duitse berline van de kaart geveegd: een luxueuze presentatie en een V6 biturbo met maar liefst 180 pk in de basisversie. Maar de Biturbo had een hoekige, zielloze lijn en reed zeer onvoorspelbaar op natte wegen. De acceleraties van een dragster betaalde je cash door de rampzalige betrouwbaarheid.
Alfa Romeo Brera (2005-2010)
Terwijl Alfa Romeo voor de oorlog een prestigieus merk was dat Bugatti kon overtreffen, is het nadien afgegleden. Mogelijk keert Alfa binnenkort terug naar de bron met de langverwachte 4C, maar de karakterloze Brera stelde teleur. Een opwindend ontwerp, dat wel, maar de techniek stond niet op het niveau van de legende: een viercilinder van GM, een makke V6 van Holden in plaats van Alfa’s eigen V6 en een diesel als enige echte Alfa-krachtbron. En dan hebben we het nog niet over het hoge gewicht en de voorwielaandrijving, die elke zweem van sportief rijden ruïneren.
Lancia Thema 8.32 (1986-1992)
In een poging om weer aan te knopen met zijn prestigieuze verleden deed Lancia een beroep op de bekendste constructeur: Ferrari. Die leverde een krachtbron om onder de motorkap van de Thema te plaatsen. Eindelijk een luxueuze berline die met de onoverwinnelijke Duitsers kan concurreren? Helaas, de auto werd nog altijd op de voorwielen aangedreven. De krachtige Ferrari-V8 (205 tot 215 pk) klonk goed maar de vooras kon al die paarden niet verwerken. Een rampzalige tractie, een lomp weggedrag, zwakke remmen, de uitstraling van een koelkast, een Lancia-netwerk dat vandaag niet meer aangepast is aan deze auto en dure onderhoudskosten: de Thema 8.32 is verleidelijk maar er valt moeilijk mee te leven.