Italië, 1948. Het land krabbelt moeizaam overeind uit het puin van de oorlog. Dante Giacosa, de ernstige en stipte baas van het technische departement van Fiat krijgt de ontwikkeling toevertrouwd van een luxeberline als bekroning van het gamma om de Amerikaanse markt te verleiden. Fiat wil voor deze berline 6 zitplaatsen en een V6-motor.
Sportwagen voor het merkimago?
Giacosa is niet bepaald overtuigd van de interesse die de Amerikanen zouden hebben in deze nieuwe auto, maar is wel geprikkeld door het idee van een prestigemotor. Hij overtuigt daarom de leiding van het merk en bedenkt een V8. Waarom? Voor een compacte, performante en levendige sportwagen. De motor is uitgerust met alle spitstechnologie van zijn tijd: hij is weliswaar slechts twee liter groot, maar geniet een hele resem gesofisticeerde vondsten (aluminium carter, gesmede krukas, 4-in-1-uitlaatcollector…) zodat hij er het bijzonder hoge vermogen van 115 pk en op de laatste modellen tot 127 pk uit kan peuteren. Dat was destijds een verbluffende waarde voor een motor met die cilinderinhoud.
Matig succes
Ondanks die machtige motor en een goed ontworpen buizenchassis met vier onafhankelijk opgehangen wielen werd de Fiat “Otto Vu” geen succes: van 1952 tot 1954 zijn er slechts 114 exemplaren van gemaakt. Typisch voor die vervlogen tijden is dat er geen twee identieke exemplaren bestaan omdat het model door heel wat koetswerkbouwers is aangekleed. Een van de meest gekende van hen was Rapi, die er een veertigtal van onder handen heeft genomen.
Vandaag?
Een Fiat 8V kopen is vandaag geen onschuldige zet. Niet alleen heb je een forse beurs nodig (gemiddeld meer dan een miljoen euro), maar je vindt uiteraard ook geen wisselstukken voor het model, zodat alles op maat moet worden gemaakt. De lastig te besturen Fiat Otto Vu wordt uiteraard wel de ster op alle evenementen waar je ermee opduikt. Een keuze voor kenners.