Opel profiteert van de waardevolle ervaring in 2000 door Jean-Pierre Béchu (SNBE) en zijn team in Le Mans
Opel Belgium-rijder Vincent Radermecker is in Le Mans geen volslagen onbekende. Alleen belooft het rimte nu behoorlijk wat hoger te liggen dan bij zijn eerste bezoek aan het Circuit Bugatti: “Vorig jaar reed ik er een tiental rondjes aan het stuur van een Eco 4 Astra, een seriewagen die deelnam aan een zuinigheidsproef. Volgend weekend ziet er helemaal anders uit, vooral met de Fransen die op revanche uit zijn na hun zware nederlaag in Francorchamps.”
De vaandeldrager van Opel/MI, derde in het kampioenschap op een paar lengtes van de leiders, wil nog geen gecompliceerde tactische plannen voor het seizoensslot smeden: “Het heeft geen zin nu al over strategie te praten, want er zijn nog zes manches te gaan. En vooral 120 punten die nog moeten verdeeld worden … . Ik neem de races zoals ze komen en we maken de eindbalans op in Zolder, in de late namiddag van 7 oktober … »
Jean-Pierre Béchu, de spilfiguur bij SNBE-Snobeck, waagt hiermee geen sprong in het duister, vermits we nog beschikken over de data van het vorig seizoen.
De Opel Astra 2001 is weliswaar grondig geëvolueerd, sinds de vorige generatie in Le Mans 12 maanden geleden, maar toch zijn de basisgegevens nog perfect bruikbaar. De MI-rijders moeten alleen de afstelling verfijnen op basis van hun persoonlijke feeling. Het circuit van Le Mans is bijzonder geschikt voor auto’s die het moeten hebben van hun wegligging, remvermogen en topsnelheid. In tegenstelling tot wat men vaak denkt, vereist dit circuit geen voortdurende optrekmanoeuvres vanuit lage versnelling en is ook de vierwielaandrijving geen beslissende troef. Ik vermoed dat de supertoerwagens alleen voordeel halen uit de boordstenen, waar ze makkelijker over kunnen.”
De analyse van Jean-Pierre Béchu klopt met die van Vincent Radermecker, die van zijn korte ervaring met de Eco 4 vooral de drie vrij brede opeenvolgende haarspeldbochten net voorbij de Dunlop chicane onthoudt : “Het is niet makkelijk om de ideale lijn te vinden, maar ik herinner me dat het Circuit Bugatti veel mogelijkheden biedt om voorbij te steken.” Pierre-Yves Corthals kreeg enkele jaren geleden de kans om deel te nemen aan een privé-oefensessie, en ook hij wijst op de aanpassingsproblemen die typisch zijn voor dit circuit: “Misschien heb ik het gemakkelijker dan de andere Belgen bij het begin van de oefenritten, omdat ik weet hoe je de boordstenen over moet en hoe je bepaalde remzones moet aanpakken. Maar toch moet ook ik het circuit terdege verkennen vooraleer ik mag beginnen denken aan voluit gaan…“
Met twee relatief korte manches (12 en 17 ronden, of ongeveer twintig en dertig minuten), zal er vooral gesprint worden in Le Mans. Precies daarom zijn de oefensessies zo belangrijk: “Met twee keer een vrij half uur op vrijdag hebben we niet voldoende tijd om alle afstelmogelijkheden uit te testen. We moeten het dus meteen voor mekaar krijgen, als we vooraan op de grid willen staan. En bijgevolg hopen dat heel wat Franse concurrenten het onze tegenstanders in de titelstrijd moeilijk maken. Toch moeten we ook rekening houden met nieuwe rivalen, zoals Marcel Tarres die nog eens met zijn Opel Astra uitpakt. Er zijn trouwens nog meer Franse rijders actief in het Belgisch kampioenschap, gewoon om te vermijden dat ze na een goede prestatie een gewichtshandicap zouden krijgen.”