In zijn streven naar een duurzame mobiliteit die toegankelijk is voor iedereen, mikt Renault op niets minder dan de Europese leidersplaats inzake verbruik en CO2-uitstoot. Enerzijds werkt Renault aan de fundamenten van auto's (het gewicht verlagen, de stroomlijn verbeteren, ...), anderzijds ontplooit het Franse merk een strategie voor de mechaniek, die op twee pijlers rust. Ten eerste: een gamma volledig elektrische wagens. Renault wil de eerste constructeur zijn die massaal auto's commercialeert die plaatselijk niets uitstoten en dagelijk bruikbaar zijn.

Jacht op CO2

De tweede pijler bestaat uit de blijvende vermindering van het verbruik en de CO2-uitstoot van verbrandingsmotoren dankzij downsizing en de introductie van nieuwe technologieën op traditionele motoren (diesel en benzine) en transmissies. Tegen 2020 zal nog altijd negen op tien verkochte auto's op een verbrandingsmotor rijden, het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot verminderen blijft dus een aanzienlijke uitdaging. 

Renaults nieuwe generatie Energy-motoren (diesel en benzine) dringt de CO2-uitstoot terug met 30 à 40 g/km in vergelijking met de motoren die ze vervangen. Dankzij innovaties zou het Europese gamma van Renault evolueren van 135 g/km nu naar minder dan 120 g/km in 2013 en zelfs 100 g/km in 2016 door de elektrische modellen.

Reeks technologieën   

De eerste steen is gelegd met de Energy dCi 130, een nieuwe dieselmotor die onder de motorkap van de Scénic verscheen. Hij beschikt over onuitgegeven technologie voor dit segment zoals een start-stopsysteem met energierecuperatie tijdens het remmen en vertragen en een systeem dat de uitlaatgassen opnieuw laat circuleren in een koude lus (het zogeheten lagedruk-EGR, dat Renault als eerste in Europa introduceert).

Voorts voorziet Renault een systeem dat de motortemperatuur beheert (zodat die sneller zijn bedrijfstemperatuur bereikt), een oliepomp met variabele cilinderinhoud naargelang de behoeften van de motor, de swirl-technologie (een variabale werveling zorgt voor een betere luchtvulling van de motor en schone werking bij alle toerentallen) en een meervoudig injectiesysteem dat de regeneratie van de roetfilter verbetert. 

De onderhoudskost werd verminderd dankzij een distributieketting, die betrouwbaarder is dan een riem, en een onderhoudsvrije roetfilter. Uit een cilinderinhoud van 1,6 liter ontwikkelt de nieuwe Energy-motor een vermogen van 130 pk en een koppel van 320 Nm. Met 4,4 l/100 kmen 115 g CO2/km worden de Scénic en de Grand Scénic de zuinigste monovolumes van de markt. De 1.6 dCi vervangt geleidelijk de 1.9 dCi 130 (type F9Q), verbruikt zo'n 20 procent minder (één liter volgens de Europese mix) en stoot 30 g CO2/km minder uit dan de 1.9.

Bijdrage van de F1

Het nieuwe blok werd ontwikkeld van een leeg blad en betekent een nieuwe stap in de downsizingstrategie van Renault bij de thermische motoren. De Renault Energy dCi 130 bestaat uit 264 stukken waarvan 75 procent nieuw zijn. De andere onderdelen komen grotendeels van de 2.0 dCi (type M9R). Dankzij de banden met Renault Sport F1 konden de motoringenieurs in Reuil profiteren van de knowhow in Viry-Chatillon en een reeks technologieën overnemen die ontwikkeld werden door de Formule 1-ingenieurs.

De F1-technologie en de nieuwe Energy-motor stemmen op drie punten overeen: een vierkante motor, overdwarse watercirculatie en heel wat werk om de interne wrijvingen terug te dringen. Een vierkante motor heeft een slag van de zuiger die vergelijkbaar is met de boring. Hierdoor kunnen in de cilinderkop kleppen met een grotere diameter geplaatst worden, wat de vulling en de luchttoevoer verbetert. Deze architectuur wordt nog niet veel gebruikt bij dieselmotoren.     

De overdwarse watercirculatie maximaliseert de koeling en laat toe om een kleinere waterpomp te gebruiken die minder energie verbruikt. Het nieuwe blok, dat intern R9M heet, kreeg ook UFLEX-oliekeerkringen die al tien jaar in de Formule 1 gebruikt worden om het beste compromis tussen efficiëntie en wrijving te bereiken.

Groepsstrategie

Binnen de alliantie Renault-Nissan wordt Renault erkend als de dieselspecialist. Renault leidde dan ook de ontwikkeling van dit project, dat me gefinancierd werd door Nissan. De Renault Energy dCi 130 is de vierde dieselmotor die binnen de alliantie ontwikkeld wordt, na de 2.0 dCi (type M9R), 3.0 V6 dCi (type V9X) en 2.3 dCi (type M9T). De Energy dCi 130 combineert de expertise van Renault inzake hoogtechnologische dieselmotoren aan de beste productiemethodes van de twee constructeurs. Het R9M-project is zeer   belangrijk voor de alliantie want het vertegenwoordigt grote volumes in Europa: de Scénic, Grand Scénic en Mégane-familie bij Renault en binnenkort ook de Nissans uit het C-segment.