Alle wegen leiden naar Rome maar die naar Mandello voeren ons talrijke kilometers over de autosnelweg. We doorkruisen Frankrijk tot aan Straatsburg, waar we de Rijn oversteken via de Europabrug en via Duitsland richting Basel rijden. We ontsnappen aan het wantrouwige temperament van de Zwitserse douaniers, een temperament dat trouwens beschreven wordt in het nieuwste boek van de Chileense auteur Luis Sepulveda As Rosas de Atacama. We rijden verder het land binnen. Hoe komt het toch dat de Zwitsers hun bergen even goed verzorgen als een Brits gazon? Het blijft een mysterie. We trekken richting Luzern en de Gothardtunnel, terwijl de temperatuur dertig graden overschrijdt, en rijden de berg uit voor Lugano.
Eerste indrukken
De autosnelweg is niet het meest passievolle speelterrein om een auto te ontdekken en we profiteren van de aanwezigheid van een cruise control om in ieder geval problemen met de arm der wet te vermijden. De Duitse autosnelwegen zijn een zegen achter het stuur van een krachtige wagen of snelle moto, maar in dit geval maakt het weinig uit. Onze Gordini wordt aangedreven door een klein 1.2-blok dat 100 pk ontwikkelt, daarmee gaan we geen potten breken. Arme Amédée, hij moest het eens weten. Door de snelheidsregelaar vast te pinnen op 130 in plaats van 120 verbruik je al snel een liter meer. We houden het dus wijselijk op 120 km/u, met aan het einde van onze reis een gemiddeld verbruik van 7 l/100 km volgens de boordcomputer.
De kuipstoelen met Gordini-logo’s geborduurd op de hoofdsteunen en flanken in Frans blauw zijn zeer sexy om naar te kijken. Zeer verleidelijk in het begin, maar na verloop van tijd voelen ze oncomfortabel. Terwijl ik er wel aan gewoon wordt, nagelt onze passagier ze aan de schandpaal. De relatief harde ophanging en de laagprofielbanden (205/40X17) kunnen het comfort niet redden. Op dat vlak is de Wind maar middelmatig, hetzelfde geldt voor de geluiddemping.
Het excuus “luchtfilter”
Na Lugano zoeken we nieuwe oorden op. We volgen het gelijknamige meer aan de noordelijke oever en genieten volop van het open rijden in de Wind. Het dak opent heel simpel, op voorwaarde dat de auto stilstaat met aangetrokken handrem. Het bovenste deksel op de koffer klapt omhoog, het dak draait 180 graden en wordt dan afgedekt door het deksel dat terugkeert naar zijn beginpositie. De Wind biedt maar twee zitplaatsen, maar heeft wel een grote kofferruimte waarvan de capaciteit altijd hetzelfde blijft, met open of gesloten dak. Een aangename eigenschap op reis.
De oevers van het meer de kleine weg die in het groen aangegeven wordt op de Michelin-kaart en ons naar Menaggio aan het Comomeer leidt, brengen ons in vakantiestemming. De Wind gaat op de veerboot om het meer over te steken, voor hij ‘voet’ aan wal zet in Varenne. Van daaruit kronkelt hij zich een weg tussen het meer en de bergen tot aan Mandello del Lario, de thuishaven van Moto Guzzi sinds 1921. De fabriek bevat ook een fascinerend museum rond de rijke geschiedenis van het merk, met als orgelpunt een ongelooflijke GP-moto, volledig gestroomlijnd en aangedreven door een dwars ingebouwde 500 cc V8. Deze moto haalde in 1955 een snelheid van 285 km/u op banden die zo smal waren dat ze vandaag zelfs de rijder van een 125 cc de schrik op het lijf zouden jagen.
Het excuus “plons”
We kopen onze luchtfilter (en een petje, want de zon brandt fel in de Wind) bij een plaatselijke dealer en besluiten onze weg voort te zetten naar onze tweede excuusbestemming, gedeeld door velen in de zomermaanden. Met het vooruitzicht van een lange, koude en regenachtige winter in ons landje, profiteren we van een duik in de grote blauwe massa.
We volgen de rechteroever van het meer naar Lecco en gaan naar de citta alta (hoge stad) Bergamo, omringd door zestiende eeuwse stadsmuren en de geboortestad van paus Johannes XXIII. We werpen een blik op de Duomo in Milaan en op de galerij Vittorio Emmanuele II die de kathedraal met het Scalatheater verbindt. Na een duurbetaalde ristretto op een terrasje nemen we de autosnelweg richting Ligurische kust.
Door het warme en zonnige weer kunnen we volop genieten van de Wind, die zijn naam niet gestolen heeft. Het is onmogelijk om te ontsnappen aan de onrust die het interieur binnendringt. Venster open of niet, dat verandert niets. Maar dat kan ons plezier niet drukken. Shoppen in Sanremo, een hapje eten in een restaurant aan de rand van het oude Ventimiglia, een (Italiaans!) ijsje in het oude Menton: dit geen excuus meer, maar gewoon een leuke tijd! Om het toekomstige museum van Cocteau te ontdekken is het nog te vroeg. Het wordt opgetrokken naast het charmante gemeentehuis van de oude stad, een meesterwerk van Gustave Eiffel, en opent over enkele maanden.
Het excuus “schone kunsten”
We blijven nog even in de kunstwereld voor ons derde excuus: een bezoekje aan Atelier B van een Belgische artiest in Vence, een stad die gewijd is aan de kunst en eerder al kleppers als Matisse, Chagall of Dubuffet ontving. We laten de Wind achter in een kille ondergrondse parking en bewonderen de essenboom geplant in 1538 (volgens de legende ter ere van het bezoek van koning Frans I). We dwalen verder af in de middeleeuwse stad en bewonderen de kathedraal die een romaanse stijl mengt met gotiek en barok. Tot slot ontdekken we eindelijk Atelier B, deel van de Galerie DS op het plein van Surian.