Zondag 17 oktober, 10 uur ’s morgens. Het is koud op het circuit van Mettet: mijn boordcomputer geeft amper 4,5°C aan als ik de parking oprijd. Een parking vol met Lamborghini’s.
Ik ben hier voor de Seat Days en meer bepaald om de Leon Supercopa te testen die onlangs het BTCS-seizoen (Belgian Touring Car Series) afsloot op de eerste plaats in zijn categorie. Toch zijn de Lamborghinis groter in aantal, er staan er zowat veertig te pronken. Jonge en oudere exemplaren, maar allemaal in perfecte staat. De gelukkige eigenaars komen samen om hun passie te delen en puur voor het plezier.
In de meute kan de kleine Mattéo zijn geluk niet op. Het was de droom van deze 9-jarige jongen om een dagje in een Lamborghini te mogen meerijden. Make-A-Wish maakte de wens van de kleine leukemiepatiënt waar en vond de bekende Franstalige acteur en uitstekende piloot Stéphane De Groodt bereid om mee te werken.
Geen bluf
Ik kwam echter om met de Leon te rijden. Geen seriewagen deze keer, maar een echte racewagen ontwikkeld door de fabriek. Het heeft dus niets te zien met een sportpakketje dat op een gewone auto gemonteerd wordt. Zijn naam: Supercopa.
In de paddock wacht Pierre-Yves Rousoux om me de auto te presenteren. Hij kent deze snelle Leon als zijn broekzak want hij werkte er het hele seizoen BTCS 2010 mee af.
Een Supercopa lijkt op een Leon die langs alle kanten opgeblazen werd. De grote wielkasten zitten propvol met de brede slicks op velgen met centrale moer. De overbemeten diffuser achteraan dient niet voor de show en regelbare spoiler aan de achterklep zorgt voor voldoende druk op de achteras. Tot zover de presentatie. De auto oogt compact, gedrongen en, ik moet het toegeven, indrukwekkend.
Binnenin is de Leon vooral kaal. Alles wat niet nodig is, werd verwijderd. Eerst moeten we er natuurlijk in slagen om in te stappen in de Leon. Rosoux en ik zijn nu niet bepaald even groot en om mijn lange lijf in de Leon te plooien, hadden we bijna een schoenlepel nodig. Het stuur is weliswaar regelbaar, maar de kuipstoel is vastgevezen aan de vloer.
Het zal niet gemakkelijk worden: mijn knieën botsen tegen het stuur en ik vraag me af hoe ik de schakellepels moet bedienen want die draaien mee met het stuur. Onderin vind je maar twee pedalen: rem en gas. De transmissie wordt toevertrouwd aan de gerobotiseerde DSG met dubbele koppeling die van het seriemodel werd afgeleid. Oef, dat vergemakkelijkt de zaak toch wat. Grappig: ook de bediening van de richtingaanwijzers en de ruitenwisser komt uit de serieversie.
330 pk, 1.130 kg
De auto starten is erg eenvoudig. Je duwt stevig op het rempedaal en drukt op de startknop. Onder de kap ontwaakt de 2-liter viercilinder TFSI. Het blok is identiek aan dat uit de standaard Leon Cupra R, maar kreeg hier een hormonenkuur. Onder meer de turbodruk, de intercooler en de inlaat werden grondig aangepakt. Met de endurance kit levert dat het ‘luttele’ vermogen van 330 pk op. Dat is een indrukwekkende cavalerie die amper 1.130 kg moeten voortstuwen. Maar het meest ongelooflijke is dat deze authentieke racewagen maar 67.000 euro kost (zonder btw), telemetrie en hydraulische wagenheffers inbegrepen.
Het verhaal van de schilpad en de haas
Ik had met de importeur van Seat afgesproken om de auto rustig te ontdekken. Pierre-Yves Rosoux zou me voorgaan met een standaard Leon Cupra R en na een tijdje zou ik proberen om hem in te halen. Wat een idee!
Het eerste rondje op het circuit legden we rustig af. Maar ook niet echt traag, want de banden moesten op temperatuur komen. Dan hield Pierre-Yves halt aan het einde van de pitstraat terwijl ik aan de andere kantaan de ingang wachtte. Ik kneep mijn handen even samen en concentreerde me op een snelle inhaalrace.
En dan waren we weg.
Zelfs met het sperdifferentieel op de vooras kreeg ik het vermogen maar moeilijk aan de grond. Misschien had ik wat meer moeten doseren met het gaspedaal. Rosoux nam meteen wat meer voorsprong.
Voor de (valse) dubbele linkse ga ik stevig in de remmen. Het verschil met een seriewagen is gauw duidelijk: de remwerking is fenomenaal en aan de ingang van de bocht sta ik bij manier van spreken zo goed als stil. De bochten volgen elkaar snel op en mijn strijdros slooft zich uit terwijl ik steeds weer in de remmen ga om niet van de baan te raken met ‘zijn’ auto.
De acceleraties en hernemingen zijn erg krachtig zonder dat je altijd hoog in de toeren moet klimmen. Met dank aan de turbo. Ongelooflijk ook hoeveel grip de slicks bieden. Helaas schakelt de DSG-bak dan weer langzamer dan een traditionele sequentiële racebak. Hij vraagt wat geduld bij het terugschakelen en vooral als je afremt voor de bocht is dat wennen. Ondertussen is Pierre-Yves Rosoux al lang verdwenen en kom ik geen meter dichterbij. Maar ik leverde de Supercopa wel intact weer af in de pitstraat.