De 333 exemplaren van de beperkte serie A1 Quattro gaven al een voorsmaakje, maar de prijs was astronomisch. Goed nieuws is dat er nu een ‘grote serie’ van de S1 gebouwd wordt met een meer toegankelijke prijs en dezelfde ingrediënten: een 2.0 turbomotor en vierwielaandrijving geïntegreerd in het korte koetswerk (3,97 meter) van de kleine A1.
Meer voor minder
Hoewel de motor op papier een handvol pk’s minder levert dan de exclusieve A1 Quattro (213 tegenover 256 pk), is hij wel moderner (hij combineert directe en indirecte injectie in functie van het toerental) en koppelrijker: 370 Nm tegenover 350 Nm. De S1 is lichter dan de A1 Quattro en accelereert uiteindelijk iets sneller. En dat voor circa 20.000 euro minder.
Upsizing
Vreemd in tijden van downsizing is dat de nieuwe Mini zijn oude 1.6 turbo inruilt voor een grote 2.0 turbo in de Cooper S. Belgische klanten kunnen kiezen voor de onbeperkte versie die 192 pk ontwikkelt of de fiscale variant, beperkt tot 163 pk. Qua koppel moet je je tevreden stellen met 280 Nm of 300 Nm dankzij de overboostfunctie.
Tegenover de S1 vertrekt de Mini Cooper S dus met een kleine achterstand. Meer veeleisende bestuurders kunnen nog altijd wachten op de toekomstige John Cooper Works. Ter informatie: dezelfde motor ontwikkelt in de BMW 2-Serie Active Tourer (die zijn platform deelt met de nieuwe Mini) 231 pk en 350 Nm.
Light is not always right
De Mini Cooper S is compacter (12 cm korter) en gevoelig lichter (1.235 kg tegenover 1.390 kg) maar slaagt er niet in gelijke tred te houden met de Audi. In theorie legt hij 0 tot 100 km/u af in 6,8 seconden en haalt hij een topsnelheid van 235 km/u, terwijl de S1 die opdracht vervult in 5,8 seconden en begrensd is tot 250 km/u. Prestaties die bijna een Porsche Cayman waard zijn. De S1 heeft hiervoor een geheim wapen: een Haldex-differentieel onder de vloer van de koffer.
Quattro-effect …
Zelfs in verraderlijke omstandigheden verspilt de S1 nooit de kracht van zijn motor door te slippen: de tractie is voortreffelijk en de acceleraties zijn spectaculair. De Mini Cooper S kan moeilijk volgen als de hemelsluizen openen of het asfalt slechter wordt, maar we moeten erkennen dat de ingenieurs qua grip fenomenaal werk geleverd hebben tegenover de vorige generatie. Op droge ondergrond brengt de Mini Cooper S alle paarden doeltreffend over op de weg. Zonder van links naar rechts te slingeren.
… tegen Mini-effect
Qua pure doeltreffendheid kan de Mini het tempo van de kleine Audi niet volgen. Zeker omdat zijn tweeliter benzine wel duwt als een grote turbodiesel bij alle toerentallen, maar minder enthousiast blijkt dan de motor uit de Volkswagen-groep. De Cooper S blijft, zelfs in deze rustigere nieuwe generatie, trouw aan het specifieke kartingconcept dat eigen is voor Mini.
Het is een plezier om hem van bocht naar bocht te sturen. De gestuurde ophanging (optie) verteert eindelijk alle oneffenheden van de weg; je hoeft je dus niet meer in te houden als de toestand van de weg slechter wordt. De remmen zijn een sportieve auto echter onwaardig. De feedback van het pedaal is onvoldoende, net als de uithouding van het remsysteem. Heel leuk zijn dan weer de kleine explosies van de uitlaat in Sport-modus wanneer je jouw voet van het gaspedaal licht.
Korte wielbasis = maximaal plezier
Puristen zullen toch vallen voor de Audi S1, want die rijdt in de bochten zoals een illustere GTI van vroeger. Met zijn korte wielbasis (26 mm minder dan die van de Mini), draait de kleine Audi gemakkelijk om zijn as (ESP uitgeschakeld of in Sport-modus), terwijl hij een geruststellende stabiliteit behoudt in grote, snelle bochten. Tussen bochten herneemt hij ook krachtig dankzij de motor die nooit buiten adem geraakt. Deze S1 is een echte bom! En hij is veelzijdig: de gestuurde schokdemping (standaard) maakt deze auto comfortabel in dagelijks gebruik.
Praktische aspecten
De praktische aspecten zijn niet altijd doorslaggevend op het moment dat je een sportieve auto uitkiest, maar we moeten ze toch even bekijken. In afwachting van de Mini vijfdeurs, wint de S1 punten voor zijn Sportback-koetswerk met vijf deuren (750 euro extra). Vooral voor de vlottere toegang, want de ruimte op de plaatsen achterin blijft middelmatig.
Op dat vlak profiteert de Mini van zijn 10 cm extra lengte tegenover de vorige generatie om meer ruimte te bieden. Zelfde vaststelling in de koffer: de Mini heeft eindelijk een koffer die naam waardig: 211 liter. Dat is precies hetzelfde volume als de S1, die van zijn pluimen verloor tegenover de klassieke S1 omdat de ruimte onder de vloer wegviel (de batterij en het Haldex-differentieel werden daar geïnstalleerd).
Prijs
De officiële cijfers (5,7l/100km en 133g/km voor de Mini tegenover 7,0l/100km en 162g/km voor de S1) deden het al vermoeden en de Mini Cooper S blijkt inderdaad zuiniger dan de S1. In beide gevallen is de kleine brandstoftank wel snel leeg bij een sportieve rijstijl. Voor de liefhebbers geven we nog mee dat alleen de Mini beschikbaar is met een automaat (1.730 euro fo 1.890 euro met paletten aan het stuur).
De Mini Cooper S begint bij 25.250 euro en is op het eerste gezicht betaalbaarder dan de S1 (29.950 euro). In beide gevallen zijn de opties heel duur en dat kan de balans doen omslaan in de ene of de andere richting.
Conclusie
De nieuwe Mini Cooper S is doeltreffender en veelzijdiger dan zijn voorganger. Hij stelt niet teleur, is leuk om te besturen, relatief ruim en altijd stijlvol. Maar de S1 heeft veel troeven om het hart van de puristen te veroveren: een standaard gestuurde ophanging, een doeltreffende vierwielaandrijving, onvermoeibare remmen, een explosievere motor en vooral het evenwicht van een acrobaat.