20191231075555bug1.jpg

Na de lancering van de EB110 besliste Romano Artioli om er een berlineversie van af te leiden. Hij vroeg daarom aan Giorgietto Giugiaro om de trekken op papier te zetten van een prototype dat in 1993 op het salon van Genève moest worden onthuld. De Italiaanse meester deed zijn best, maar het eindresultaat verdeelde de meningen: voor de ene was het een meesterwerk van verfijning, voor de andere een lomp gedrocht. De stijl leidde dus niet tot algemeen applaus, maar eigenlijk deed dat er ook niet toe: twee jaar later legde Bugatti Automobili de boeken neer…

20191231075557bug2.jpg

En daar lijkt het verhaal voorbij. Spijtig, want technisch gezien had de auto een onvoorstelbaar technisch potentieel: hij had namelijk vierwielaandrijving en een V12 afgeleid van die van de EB110. De motor was wel een pak rustiger gemaakt: zijn vier turbo’s werden geschrapt en hij werd uitgeboord tot zes liter. Bugatti beloofde destijds een slordige 460 pk, wat zou moeten volstaan voor een topsnelheid van 300 km/u.

20191231075556bug3.jpg

Epiloog: de Monegaskische zakenman Gildo Pallanca Pastor, de baas van Venturi, koopt de prototypes op en steekt er een motor in zodat ze kunnen rijden. Sommigen spreken van heiligschennis, anderen argumenteren dat de auto’s op die manier tenminste niet in een kelder staan te bestoffen.