Zijn robuuste bouw, kwaliteitsvolle afwerking en dynamische kwaliteiten (in de juiste handen) hebben de 356, het eerste productiemodel van Porsche, een lang leven gegund. Maar eind jaren 1950 kunnen alle tussentijdse evoluties niet verbergen dat zijn tien productiejaren zwaar beginnen door te wegen. Het is beslist: een opvolger is nodig. Die moet groter, ruimer en performanter zijn en dus op alle vlak beter doen.
Na talrijke ontwerpen, vaak met een twijfelachtige esthetiek, begint een project vorm te krijgen. Het komt van Ferdinand Porsche, zoon van Ferry Porsche. In 1959 stelt hij een prototype voor met de interne codenaam 695. Die heeft een ranker front, meer binnenruimte dan de 356 en gebruikt de motor van de 356 Carrera, een viercilinderboxer met vier bovenliggende nokkenassen. Die is weliswaar krachtig (130 pk), maar te complex voor serieproductie. Op dat moment rijpt het idee voor een zescilinder…
Dat prototype staat in de boeken als ‘T7’ of ‘Type 754’ en is op alle vlak een voorafspiegeling van de 911. Het afwerkingspeil ervan geeft trouwens de indruk dat Porsche op het punt stond om de productieversie op de markt te brengen. Naast de motor en het dashboard is de grootste evolutie van dit model de daklijn, die duidelijk meer verfijnd oogt. Ze maakt de auto esthetisch aangenamer, maar verdoemt de 911 wel tot het segment van de 2+2-coupés.