Over alle generaties heen, negen productiejaren, werden er slechts 150 exemplaren van de A6 verkocht. Het verhaal begon na de oorlog, toen het niet goed ging met Maserati, net als bij de meeste kleine constructeurs. De racerij bracht niet meer veel geld in het laatje en het merk met de drietand moest dus snel nieuwe inkomsten vinden.

Racewagens verkopen?

Het idee om een auto te commercialiseren, was eerlijk gezegd niet nieuw: de gebroeders Maserati dachten er al aan in 1941. Maar de Tweede Wereldoorlog dwong dit project naar de achtergrond. Na de oorlog verdween de familie uit de raad van bestuur, maar werd het project terug opgerakeld. Het resultaat verscheen voor het eerst op het salon van Genève in 1947: de A6 1500. Het koetswerk kwam van Pininfarina, de motor was een kleine zes-in-lijn van 1,5 liter.

Veelbelovend begin

Zijn voor die tijd vooruitstrevende pontonvorm (de vleugels, koplampen en motorkap vormden een geheel) combineerde de A6 1500 met een buizenchassis, motor met bovenliggende nokkenas, voorophanging met dubbele driehoeken, hydraulische dempers, enzovoort. Maar de hoge prijs en het lage vermogen (65 pk) konden niet overtuigen: er werden slechts 61 exemplaren gemaakt, waarvan enkele door Zagato.

Grotere motor in 1950

In 1950 verhoogde Maserati op vraag van klanten de cilinderinhoud naar twee liter. De zescilinder produceerde een honderdtal pk, goed voor een topsnelheid van 180 km/u. Er werden slechts een handvol modellen gebouwd (19 om precies te zijn) met verschillende koetswerken, van Pininfarina, Frua en Vignale.

Racewagens

Naast de versies op de weg ontwikkelde Maserati ook raceversies, waaronder de A6GCM. Die eenzitter haalde de overwinning in de Grote Prijs van Italië binnen in 1953, met Juan Manuel Fangio achter het stuur. Om aan het wereldkampioenschap deel te mogen nemen, zorgde Maserati ook voor een productieversie: de A6GCS/53, die werd geproduceerd van 1953 tot 1955 en 170 pk sterk was. Voor een tweeliter van begin jaren 50 was dat een stevig vermogen!

A6G/54, het summum

Op het salon van Parijs in 1954 volgde de kers op de taart. Het productiemodel werd stevig herwerkt en kreeg een gloednieuwe aluminium zescilinder-in-lijn met dubbele bovenliggende nokkenassen en drie dubbele carburatoren. Het technologiefestival zorgde ervoor dat deze tweeliter 150 pk produceerde. Deze versies kregen koetswerken van de beste koetswerkbouwers uit die tijd: Zagato, Pininfarina, Allemano, Frua,... De racewagens voor de weg paarden elegantie aan prestaties.

In 1956, het laatste productiejaar, kreeg de A6 dubbele ontsteking en steeg het vermogen tot 160 pk. Met een koetswerk van Zagato was hij licht, snel en levendig. Zo werden er twintig gebouwd. Met een Allemano-koetswerk was hij gezinsgericht, stil en uitzonderlijk afgewerkt.

Vandaag

Deze Maserati’s horen vandaag tot de meest gegeerde collectiewagens ter wereld, en dan vooral de modellen na 1954. Ze zijn geschikt voor alle grote evenementen (met de Mille Miglia op kop), waar ze ereplaatsen en felicitaties van de jury krijgen. Ze zijn minder wild dan de Ferrari’s uit die tijd, en een stuk subtieler.

Met verschillende koetswerken en vermogens is het moeilijk om er een prijskaartje op te kleven. Een A6 1500 uit de beginperiode kost ongeveer € 600.000, en een A6G/54 wellicht het dubbele. De racewagens zijn de laatste jaren nauwelijks van eigenaar gewisseld, dus die schatting is moeilijker te maken. Om een exemplaar te vinden, zal je dus bij specialisten over heel de wereld te rade moeten gaan, en prestigieuze veilingen af moeten schuimen. Een laatste detail: deze eerste generatie van de Maserati-zescilinder is fragiel!