Carroll Shelby was een Texaan die niet alleen een boerderij runde, maar ook zijn weg vond achter het stuur (met een overwinning in de 24 Uren van Le Mans in 1959) en met een werksleutel en een bedrijf om kon. In 1960 stopte hij met racen wegens hartproblemen, maar besliste hij een auto te ontwikkelen die Ferrari’s kon kloppen in de GT-categorie. Hij vond een vertrekpunt bij AC, een kleine Britse constructeur die een motor zocht voor zijn roadster. Het chassis was uitstekend maar Bristol was gestopt met het maken van de zescilinder die AC gebruikte. AC zocht dus een motor, Shelby een chassis voor zijn Ford-V8. Het stond in de sterren geschreven.
Regelrechte furie
Carroll koppelde de V8 uit een Ford Fairlane dus aan een Brits chassis. De resultaten waren overtuigend, maar het ding was nogal brutaal om te besturen. Dat koelde het enthousiasme van de Texaan met het zwakke hart echter niet: in 1963, na slechts 75 exemplaren van de AC Cobra 260, ontwikkelde hij een nieuwe versie met een 4,7 liter grote V8 van 271 pk. Dat werd de AC Cobra 289 (voor 289 “cubic inch”, 4,7 liter). In de Verenigde Staten was hij een schot in de roos, zowel in de showroom als op circuit.
In 1965 blies hij zijn model nieuw leven in: de AC Cobra 427 is wellicht de bekendste maar ook de minst homogene Cobra. Het monster met 7 liter grote V8 produceerde ruim 400 pk. En dat voor midden jaren 60, met een auto van minder dan 4 meter en nauwelijks een ton zwaar.
CSX 2075
Dit model, met chassisnummer 2075, heeft een bijzondere geschiedenis: het is een van de drie modellen met “Dragonsnake”-specificatie. Die ronkende naam betekent dat hij werd ontwikkeld voor dragraces in plaats van circuit. De wijzigingen zijn aanzienlijk: verbrede wielkasten, andere carburators, slickbanden en een stoffen kap. De auto was een van de eerste modellen met 4,7 liter grote V8. Doorheen de jaren breidde zijn uitrusting uit en kreeg hij zelfs een motor uit een racewagen.
In 1971 kocht een zekere Jim Kirby de auto, en die bouwde hem om voor weggebruik. Hij verkocht hem door aan Stephen Monaco, die hem op zijn beurt doorspeelde aan Gary Kardmas. Die laatste restaureerde hem volledig, maar bewaarde bepaalde elementen die naar zijn raceverleden verwezen, zoals de luchthapper op de motorkap, de rolbeugel en de specifieke velgen. De auto werd daarna doorverkocht aan de huidige eigenaar, die vrienden was met Carroll Shelby. Die laatste zette zijn handtekening op het handschoenkastje.
Interesse?
De auto wordt geveild door RM Sotheby’s op 19 augustus in het Amerikaanse Monterey. Hij wordt geschat op 850.000 tot 950.000 dollar, ongeveer 770.000 euro. De auto is rijklaar en heeft een mooi patina waar zijn raceverleden van afstraalt. Iets voor lange rechte Amerikaanse wegen, met de zon op de motorkap, de haren in de wind en de V8 in de oren?