De fabriek van De Tomaso was maar een steenworp verwijderd van die van Maserati, Ferrari en Lamborghini, maar toch genoot het merk niet dezelfde bekendheid. Aan een gebrek aan ambitie van de baas, de Argentijn Alejandro de Tomaso, lag het zeker niet. Met de Mangusta en de Pantera boekte het merk enkele successen. Maar De Tomaso bouwde meer dan alleen sportwagens met centrale motor: de originele Deauville bijvoorbeeld, een charismatische berline.

Inspiratie van Maserati en Jaguar

Midden jaren 60 waren luxueuze sportieve berlines in opmars. Na de Jaguar Mk2 3.8, de Lagonda Rapide en Maserati Quattroporte kwamen ook de klassieke merken als BMW en Mercedes met hun varianten. De Tomaso zag er een niche in en vroeg Tom Tjaarda, die toen voor Ghia tekende, om hem een berline te ontwerpen. Die laatste liet zich grotendeels inspireren door de geweldige Jaguar XJ6, maar voegde enkele sportieve accenten toe.

Karaktervol

Technisch koos De Tomaso voor beproefde technieken. In tegenstelling tot andere Italiaanse constructeurs bouwde het merk niet zijn eigen motoren, maar maakte het gebruik van blokken van Ford USA. De 5,7 liter grote V8 deed ook dienst in de Pantera. Hij was minder verfijnd dan de Italiaanse motoren, maar wel steviger, goedkoper in onderhoud en zette stevige cijfers neer dankzij zijn cilinderinhoud: 300 pk en 450 Nm.

De opstelling die de Deauville kreeg, was klassiek: een Amerikaanse V8 voorin, een manuele vijfversnellingsbak of drietrapsautomaat en achterwielaandrijving. Een onafhankelijke ophanging vooraan en achteraan en geventileerde schijfremmen waren er echter niet. Deze De Tomaso liet zijn concurrenten qua chrono’s ver achter zich: in iets meer dan 7 seconden haalde hij 100 km/u en zijn topsnelheid bedroeg meer dan 230 km/u. Het gewicht van bijna twee ton smoorde de dynamische ambities wel in de kiem.

Bijzonder dure luxe

Het interieur was een toonbeeld van elegantie: overvloedig leder (of destijds gewild velours) en hout, elektrische ruiten, klimaatregeling,… Helaas was al deze uitrusting optioneel en dreef het de al stevige basisprijs nog meer de hoogte in. De Deauville kostte zo 50% meer dan een Jaguar XJ6.

Wijzigingen

De productie liep van 1970 tot 1985, met een grondige evolutie in 1980: nieuwe bumpers en een gereviseerd interieur. Technisch bleef de auto ongewijzigd. Gezien zijn astronomische prijs bleek hij een flop: er werden slechts 244 exemplaren geproduceerd. Daaronder zat een break voor de echtgenote van meneer de Tomaso en twee geblindeerde versies: een voor de Italiaanse regering en een voor de Belgische koninklijke familie.

Vandaag

Een prijs plakken op zulk zeldzaam model is niet eenvoudig. Reken op een basis van € 40.000 voor een model dat moet worden gereviseerd en op het dubbele voor een exemplaar in mooie staat. De Ford-V8 is onverwoestbaar maar lust een stevige borrel. Het merendeel werd met de betrouwbare automaat geleverd. De ZF-bak is dat ook, maar een revisie ervan kost een fortuin. Kijk hem zeker zorgvuldig na op roest en check ook of alle elektronica nog werkt. Het blijft ten slotte een artisanale Italiaan…