1. Mercedes wilde hem eerst niet commercialiseren
In 1952 won Mercedes de Carrera Panamericana met een W194 “300 SL”. Hoe verrassend ook, de constructeur wilde deze racewagen nooit in productie brengen. Max Hoffman, de Amerikaanse importeur van Europese merken, lag aan de basis van dit initiatief. Hij was zodanig zeker van zijn stuk dat hij een bestelbon ondertekende voor… 1.000 auto’s!
2. Directe injectie
In 1954 waren carburatoren nog een lang leven beschoren. Sommige constructeurs ruilden dit systeem pas in 1990 in. Mercedes was dus een echte voorloper met directe benzine-injectie in de motor. Voor die tijd: pure sciencefiction.
3. Vlinderdeuren: noodzakelijk
Hoewel de vlinderdeuren grotendeels bijdroegen aan de legende van dit model, hebben ze hun bestaan te danken aan een technische beperking. Het buizenchassis zorgde voor uit de kluiten gewassen deurdrempels. De enige manier om de instap te vergemakkelijken, was dit ingenieuze en spectaculaire systeem. Maar de instap was nooit echt gemakkelijk…
4. De cabriolet werd een groter succes
De 300 SL werd vooral in de Verenigde Staten verkocht (zowat 80% van de productie) en was het liefst gezien als cabriolet. De 300 SL was namelijk delicaat om snel te rijden en zijn interieur warmde snel op bij gebrek aan neerlaatbare vensters. Daardoor was hij geslaagder als cabriolet, omdat die deze gebreken verhielp. Hij werd dus vooral in deze koetswerkvorm geproduceerd.
5. Lichtjes naar links
Om de motorkap iets te verlagen moest de 300 SL teruggrijpen naar een technisch trucje: de motor was 50 graden naar links gekanteld, waardoor er een oplossing voor de oliesmering moest worden gevonden.