Een legende als de DS opvolgen is niet eenvoudig. Ook al is hij vandaag wat in de vergeethoek geraakt, de CX slaagde er ruim in. In 1974 presenteerde Citroën de CX als opvolger van de DS. Een jaar na de oliecrisis waren de benzineprijzen astronomisch hoog. Een ramp voor Citroën, dat een wankelmotor had gepland. Omdat het verbruik van de motor zo hoog lag, werd die last-minute vervangen door een klassieker exemplaar.
Oud en nieuw
Onder de motorkap had de Fransman dus weinig om echt te overtuigen: de oude viercilinder stamde zelfs nog af van de Traction. De Duitse berlines hadden daarentegen krachtige zes- en achtcilinders om de snelwegen te domineren. Maar de CX beschikte over andere troeven: een origineel ontwerp, een futuristisch dashboard, een uitstekend weggedrag en uiteraard het hydraulische systeem dat deze limousine in een ruimteschip veranderde.
Het heft in handen
Citroën was zich bewust van het gebrek aan vermogen en begon aan een GTI. Die kreeg uiteindelijk een 2.4 onder de kap met 128 pk, waardoor de topsnelheid bijna 190 km/u bedroeg. Een eerbaar vermogen, maar te nipt om echt te concurreren met de Duitsers.
Turbogeneratie
In 1980 kreeg de CX een nieuwe motor uit aluminium. Die schopte het in 1983 tot de GTI. De 2.5-viercilinder produceerde 138 pk, waarmee hij de kaap van 200 km/u overschreed. In 1984 was het tijd voor het echte werk: een turbo bracht het vermogen naar 168 pk en 220 km/u. Twee jaar later kreeg het model een facelift: een intercooler bracht geen extra vermogen, maar wel een lager verbruik en stevigere prestaties: de topsnelheid bedroeg voortaan 223 km/u.
Vandaag
De laatste jaren zijn de prijzen terug gestegen, maar vandaag liggen ze ongeveer rond € 8.000. De meest gegeerde versie is de Prestige Turbo 2, met lange wielbasis. Een CX kopen doe je niet zomaar: je moet uiteraard letten op roest, maar ook het hydraulische systeem nakijken, dat alleen door kenners mag worden onderhouden. De motor levert geen bijzondere problemen op.