Het kostte het kleine Britse bedrijf slechts een jaar om dit model te ontwikkelen dat het sportwagensegment voorgoed zou veranderen. In een wereld van zware en krachtige GT’s pakte Colin Chapman namelijk uit met een piepkleine auto van slechts 3,8 meter lang, die toch rondjes reed rond deze reuzen. Zijn geheim? Zijn pluimgewicht.
Met de Elite bracht Lotus een revolutie in de sector. De auto rustte op een nooit eerder geziene structuur: een monocoque in glasvezel, waarin de mechaniek rustte op een stalen frame. De grote sterkte van deze techniek: een leeggewicht van slechts… 500 kilo. Er was dus niet veel nodig om deze auto vleugels te geven: de kleine Coventry Climax-motor die Lotus onder de motorkap installeerde ontwikkelde aanvankelijk slechts 75 pk. Maar dat volstond ruimschoots om de ranke Brit 180 km/u snel te maken, wat destijds een verbluffende snelheid was voor een motor van 1,2 liter.
Doorheen de jaren bracht Lotus diverse verbeteringen aan het concept aan, zoals een sterkere ZF-versnellingsbak, een tot 85 pk opgevoerde motor en een iets luxere uitrusting. Toch pakte de mayonaise niet: het ophangingsysteem was te nipt berekend en moest constant worden onderhouden terwijl de bouwkwaliteit zeer willekeurig was… Zeker omdat Colin Chapman de auto ook aanbood in een zelfbouwkit, om belastingen te omzeilen.
Zes jaar nadat hij in productie ging werd de Elite uit de markt gehaald, nadat iets meer dan 1.000 exemplaren waren gemaakt. Zijn opvolger, de Elan, werd een ongelooflijk commercieel succes. Vandaag is het model bijzonder gezocht en hoewel een restauratie peperduur is, wordt voor een goed exemplaar zo’n 70.000 euro geboden.