Halverwege de jaren 1980 konden we ons nog niet indenken dat we ooit downsizing zouden moeten gaan toepassen om de vervuilende uitstoot van auto’s terug te dringen. Vandaag zijn 3- en 4-cilindermotoren de norm, maar destijds koos men zonder schroom voor veel grotere krachtbronnen met 6, 8 en zelfs 12 cilinders. In de eighties hadden autobouwers geen sancties van regeringen te vrezen. Elk merk koos voor zijn eigen technische uitdagingen, maar het hoofdprincipe van die tijd was eigenlijk doorgaans “more is better”.

De S-Klasse vermorzelen

BMW was volop bezig het limousinesegment te veroveren dat zwaar werd gedomineerd door de Mercedes S-Klasse, en besliste om alles uit de kast te halen voor zijn 7-Reeks door hem in 1987 de M70-twaalfcilinder aan te meten. Die had een comfortabel vermogen van 295 pk en een koppel van 450 Nm bij 4.100 o/m. Maar omdat het een tijdperk zonder grenzen was, vatten de ingenieurs uit München het plan op om die auto nog te overklassen: ze ontwikkelden een V16 met 408 pk die ze onder de motorkap van de 7-Reeks wisten te proppen.

Er is slechts één exemplaar gebouwd door een klein team van drie ingenieurs. Het prototype was gebaseerd op de 750i, maar de 750iL Goldfish (dat was zijn naam) moest zwaar worden aangepast aan het formaat van de motor. Zo moest het hele koelcircuit naar de koffer van de berline worden verhuisd zodat twee luchtinlaten in de achtervleugels moesten worden voorzien. Het gevaarte stormde van 0 naar 100 km/u in 6 seconden en haalde tot 280 km/u. Vandaag staat de Goudvis in het BMW Welt-museum in München waar iedereen hem kan bewonderen.