Fris houden

“Neem je de koelbox mee?”, vraagt mijn tante, terwijl ze naar het grote witte onding wijst. Ik voel de bui al hangen en probeer me voor te stellen waar die zou passen. De koffer is diep maar niet erg hoog en al goed gevuld met de bagage van vier inzittenden. Tussen de passagiers achterin misschien? “Dat wordt krap”, zegt Manuel, mijn trouwe copiloot. Hij heeft gemakkelijk praten want hij zit voorin, terwijl zijn vrouw en mijn nicht achterin samengedrukt worden als sardientjes. De achterbank van de coupé is behoorlijk ruim. Voor een kort ritje dan toch, maar met 1.100 km voor de boeg stel ik me toch vragen. Maar goed, gedaan met zeuren en weg zijn we.

Duitsland

We besloten om de 1.100 km lange rit naar Parma ‘s nachts aan te vangen. Dan is het lekker fris en bovendien vermeden we zo het drukke verkeer. Met de snelheidsregelaar op 130 km/u zakken we af naar Luxemburg en zo verder naar Frankrijk.

Aan boord is alles rustig, ware het niet dat aan de bestuurderskant een constant gefluit ter hoogte van de zijruit de sfeer wat komt vergallen. Frameloze ruiten, het is altijd wat. Gelukkig hebben we de nodige cd’s, een iPod en andere muziekdragers bij ons.

Dan duikt de Duitse grens op en wacht ons een stuk autosnelweg zonder snelheidslimiet. De 180 pk’s van de Renault-motor worden wakker en met een diepe maar gedempte stem stuwen ze ons ontspannen naar 160, 180 km/u. Daarboven worden de aerodynamische geluiden te sterk, terwijl de motor zijn zuinige gedrag overboord gooit en zelfs vrij gulzig de kostbare brandstof naar binnen slurpt. Maar al snel komt er een einde aan de pret en buigen we voor de strenge Zwitserse snelheidsbeperkingen en andere wetten. We zijn gewaarschuwd.

Italia!

De passage in Zwitserland is lang en saai. De passagiers slapen en het tempo zakt. Toch is het aangeraden om aandachtig te blijven, want om de haverklap veranderen de snelheidsbeperkingen: 120, 80, 100 km/u. Ik heb geen zin om bij mijn terugkomst een dikke boete in de bus te vinden.

Dan duikt eindelijk de Zwitsers-Italiaanse grens op. Wat een omschakeling! In enkele minuten verandert het verkeer van een strak georganiseerde colonne in een absolute anarchie. Je wordt ingehaald langs links (oké dan), langs rechts (aha?) en geregeld word je opgeschrikt door een wild toeterende en haastige bestuurder. Het is nog maar drie uur ’s morgens, maar het lijkt alsof half Noord-Italië dezelfde kant uitwil. Even voorbij Milaan neemt het verkeer gelukkig wat af en rijden we vlot en wat meer ontspannen. Eindelijk komen we aan in Parma. Na enkele rode lichten en een kruispunt arriveren we aan het huis van onze reisgenoten. Maar slapen kan ik niet.

Ritje langs de kust

In het midden van juli lijkt Parma wel één grote sauna. Ik heb nog nooit zo genoten van de airco. De volgende dag rijden we naar de Ligurische kust. Onze reisgenoten pikken hun vertrouwde Seat Alhambra weer op, terwijl wij ons nog altijd kiplekker voelen in onze Laguna Coupé, ondanks de in 1.100 km die we in één ruk hebben afgelegd.

De bochtige weg slingert door een prachtig en glooiend landschap, terwijl de Laguna stuurt als op rails. Het onderstel met zijn vier sturende wielen voelt tegelijk erg levendig en ongelooflijk stabiel aan.
In de verte doemt de Middellandse Zee al op en de schitterende weerspiegeling van de zon doet ons dromen van het paradijs. We verblijven in Levanto, een klein en charmant Italiaans dorpje aan de rand van de zee met huizen in alle kleuren van de regenboog.

Het schier eindeloze strand met zijn duizenden zonneaanbidders wenkt, maar eerst trekken we naar de camping om de tent op te stellen. Geen gemakkelijke klus voor iemand die met twee linkerhanden geboren werd. Na een stevige worstelpartij met de spaghetti (tja, de streek hé) van koorden en stangen staat de tent toch recht en spurten we naar de zee voor een verdiende duik en enkele uurtjes bakken op het fijne zand.

Cinque Terre

Levanto bevindt zich op een steenworp van Cinque Terre en het zou dom zijn om van die gelegenheid geen gebruik te maken. We nemen dus afscheid van onze Belgisch-Italiaanse vrienden en stomen richting zuiden, naar wat ik, erg subjectief, één van de mooiste streken van Europa vind.

‘Cinque Terre’ zijn eigenlijk vijf dorpen die langs de kust gebouwd werden op de flank van rotsen. Dankzij inventieve terrasbouw is er niet alleen landbouw mogelijk, het bezorgt de streek ook een ongelooflijke charme. De in allerhande pastelkleuren geschilderde huisjes staan hoog boven en over elkaar gebouwd. Tussen de dorpjes slingert een wandelweg die meer dan de moeite waard is. Je trekt er best een hele dag voor uit en een goede fysieke conditie is aangeraden, maar het landschap en de uitzichten zijn betoverend mooi.

In de Laguna coupé is het een aangename 25 graden, maar de buitentemperatuurmeter duidt 35 graden aan. We besluiten onze wandeling in te korten. We vertrekken vanuit het tweede dorpje (Manarola) en wandelen naar Corniglia (het derde dorp). Zwak zeg je? Tussen beide dorpen ligt een trap met 377 treden, geen pretje om die in volle zon te bestijgen. We zien dan ook al snel de bodem van onze fles water en onze conditie. Doodop, maar tevreden komen we aan in het prachtige Corniglia. Voor de terugtocht nemen we de trein, met inbegrip van een vertraging van een uur.

Een leeuw, maar slapjes onder 2.000 tr/min

Met de betoverende schoonheid van de streek op ons netvlies gebrand, rijden we weer naar het noorden richting Portofino. Dit dorp in de provincie Genua is net zo bekend voor zijn jetsetters als voor zijn pittoreske charme.

Maar eerst moeten we door het nationale park van Cinque Terre. Onze gps stuurt ons langs de kleinste wegjes. Steil en scherp. Misschien zelfs wat te veel en op sommige momenten maken de blinde bochten de rit zelfs wat gevaarlijk. Gelukkig toont de Laguna Coupé zich van zijn handigste kant. De meesturende achterwielen maken hem zo handig als een stadsautootje en zelfs de kortste haarspeldbochten worden opvallend gemakkelijk en in alle comfort gerond.

Minder gelukkig zijn we met de motor. Onder 2.000 tr/min heeft die niet veel in huis en dat is veel te hoog om na de zoveelste scherpe bocht in tweede versnelling soepel te hernemen. Gelukkig heb ik veel ervaring met dubbel ontkoppelen en leg ik telkens de eerste versnelling in, ga hoog in de toeren en schakel naar tweede in de hoop dat de wijzer boven 2.000 tr/min blijft. Wie de techniek echter niet meester is, riskeert veel tandengeknars of moet lang wachten.

Na zowat veertig kilometer over de kronkelende paadjes heb ik bijna overal krampen. Het lijkt wat eigenaardig, maar ik ben blij om weer op de autosnelweg te kunnen rijden en wat te relaxen terwijl mijn favoriete muziek door de Bose-stereo schalt.

Portofino

Portofino wordt soms ook Portus Delphini genoemd door het grote aantal dolfijnen dat in de Golf van Tigullio leeft. Het is dan ook te begrijpen dat Portofino al meer dan een eeuw een toeristische attractie is. Het stadje straalt veel charme en warmte uit met zijn huisjes die tientallen jaren onveranderd bleven. De sfeer is zacht en ontspannen en gelukkig reserveren de aanwezige jetsetters hun grote feesten en parades voor Saint-Tropez of Monaco. Naast enkele exclusieve boetieks zijn er ook enkele echt interessante dingen te zien, zoals de kerken van San Martino of San Giorgio, terwijl je vanaf het kasteel Bown een schitterend zicht hebt over de Azurenkust. Niet te missen.