Met de RS2 zorgde Audi voor heel wat opschudding. Een auto die samen met Porsche werd ontwikkeld, maar een break die voor een keer niets te maken had met een brave gezinswagen. De RS2 maakte indruk, maar bleef in alle omstandigheden binnen de lijntjes kleuren dankzij de Quattro-vierwielaandrijving. Voor een exuberant weggedrag moest je elders kijken…
Tijd voor een break?
Enter BMW. Na een E30 M3 die vandaag een legendarische status heeft en als coupé en cabriolet werd afgeleid, waagde BMW zich met de E36 M3 aan een berline. Dat resulteerde in een commerciële flop, waardoor de ingenieurs geen vierdeurs ontwikkelden van hun E46 M3. Toch zorgde het commerciële succes van de dekselse RS4 bij Audi voor een idee bij BMW: als de berline niet werkt, misschien een break wel. Tijd voor een conceptmodel dus.
Zes-in-lijn
Technisch gebruikte dat conceptmodel dezelfde motor: een 3,2 liter grote zes-in-lijn met niet minder dan 343 pk bij bijna 8.000 tpm. In tegenstelling tot zijn rivaal met de vier ringen werd het vermogen alleen naar de achterwielen gestuurd, wat een virieler weggedrag opleverde.
En toch…
… durfde BMW de stap niet te zetten. Het bleef bij een concept en commercialisering werd al gauw vergeten. Daarvoor zou het commerciële succes te beperkt zijn. Nadien pikte de M3 de gezinsversies wel terug op, met een vierdeursberline. Een break is er nog steeds niet gekomen…