In mei 1990 kwam Mercedes naar de Beurs van Hannover met een verrassende versie van zijn 190 (W 201): de Elektro. Die elektrische versie moest dienen “om de functionele geschiktheid te beoordelen van alle onderdelen in realistische omstandigheden, met alle vibraties, acceleraties en temperatuurschommelingen die een auto bij dagelijks gebruik ondergaat,” zo lezen we in de brochure van destijds.
De eerste elektrische 190’s die het merk in kleine reeks bouwde gaven Mercedes dus de mogelijkheid om te testen met verschillende technische oplossingen. Zo gaven de natrium-nikkelchloridebatterijen of sodiumzwavelbatterijen een gevoelig hogere energiedichtheid dan de loodbatterijen die destijds gebruikelijk waren. Alleen hadden beide systemen wel een werkingstemperatuur nodig van zo’n 300 graden Celsius…
Na deze experimentele fase kwam Mercedes in maart 1991 naar het salon van Genève met een meer uitgewerkt concept van een elektrische 190. Elk van de achterwielen had zijn eigen elektromotor van 16 kW (22 pk), die allebei werden gevoed door een natrium-nikkelchloridebatterij. Op die manier bleef het meergewicht ten opzichte van een versie met verbrandingsmotor beperkt tot slechts 200 kilo. Bovendien had de conceptcar al een systeem voor regenererend remmen.
Bij wijze van experiment stuurde Mercedes daarna van 1992 tot 1996 tien exemplaren van de 190 Elektro naar het eiland Rügen voor een test op grote schaal. Sommige auto’s gingen naar taxibestuurders voor intensief gebruik en een ervan haalde zelfs de symbolische kaap van de 100.000 kilometer per jaar.