
Tegen het einde van de jaren 1920 was de auto
steeds het voorrecht geweest van een elite in Europa, maar op dat moment begon
hij democratischer te worden. Constructeurs dachten na over goedkoop te bouwen
en te onderhouden modellen om minder gefortuneerde klanten te verleiden. Bij
Mercedes ontstond het idee voor een kleine tweedeursberline in 1930 en de
uitvoering kwam van de overgetalenteerde ingenieur Hans Nibel.

De visionaire Nibel plaatste de motor achterin,
waardoor geen brede transmissietunnel over de vloer liep. De motor was een
viercilinderboxer van 1,2 liter met een vermogen van ongeveer 25 pk. Diezelfde
architectuur zag je ook meer naar het oosten, in de verbluffende Tatra’s van
ingenieur Hans Ledwinka. In 1931 was de intern gedoopte concept W17 van
Mercedes klaar, maar hij kwam nooit op de markt. De prototypes werden
vernietigd, maar in het museum van het merk in Stuttgart blijft vandaag wel nog
één motor over.