In de jaren 90 wilde Hyundai bijzonder graag een sportief model in zijn gamma, om het merk wat meer uitstraling te geven. Er zagen drie generaties het daglicht, die eerst in Noord-Amerika verschenen (als Tiburon) en in Azië (Tuscani). Kort daarna werd hij ook bij ons ingevoerd. Hier zocht geen Hyundai geen exotische naam: het merk noemde hem gewoon “Coupé”. De prestaties waren correct, de prijs betaalbaar en de uitrusting volledig, dus de coupés vielen in de smaak.

2002

In 2002 was het de beurt aan de derde generatie. De styling is scherper dan voordien, maar onder de motorkap gebruikte Hyundai nog steeds de tweeliter met 16 kleppen van de vorige generatie. Het 138 pk sterke blok zette eerlijke prestaties neer (0-100 km/u in 9,2 seconden en een topsnelheid van 209 km/u) zonder zijn concurrenten echt zenuwachtig te maken. Daar gebruikten de Koreanen de 2,7 liter grote V6 van 167 pk voor, met 24 kleppen en een zestrapsautomaat of manuele zesversnellingsbak. In sommige landen was er ook nog een 1.6 van 105 pk.

Welke kiezen?

De 1.6 laat je beter links liggen, omdat die wat slap presteert. De V6 is uiteraard de beste keuze, met een geweldige klank en dito prestaties (0-100 km/u in 7,2 seconden en een topsnelheid van 233 km/u). Hij weegt wel meer op de vooras, maar dat verstoort de balans van deze voorwielaandrijver niet te veel. Hij is wel moeilijker te vinden. De tweeliter is een interessant compromis: minder levendig, maar vriendelijker voor je budget op vlak van taksen, verzekeringen, benzine en onderhoud. Kies in elk geval voor de beter afgewerkte en beter uitgeruste generatie van na 2007. De prijzen schommelen tussen € 2.000 voor een 1.6 en € 6.000 voor een V6.