Begin de jaren 2000 wilde Maserati zijn wedergeboorte bevestigen via autosport op het hoogste niveau, in de categorie GT1. Het moest daarvoor van zijn racewagen een straatlegale burgerversie afleiden. Zo ontstond in 2004 de MC12. Technisch was de auto grotendeels van de Ferrari Enzo afgeleid: de V12, de wielbasis en de versnellingsbak waren voor beide modellen identiek, destijds het neusje van de zalm. Maar wat schortte er dan aan?
Te braaf én te brutaal?
De Ferrari Enzo had dan wel zijn ingewanden afgestaan, maar zijn broer met drietand mocht hem niet evenaren, door de positionering van beide merken. De V12 werd dus toegeknepen: hij verloor een dertigtal pk en klom ook minder hoog in de toeren. Denk daarom niet dat de Maserati zachter en verfijnder probeerde te zijn dan zijn broer met steigerend paardje: hij was ontwikkeld voor de autosport en nagenoeg onbruikbaar op de openbare weg. Zijn formaat was extreem (meer dan 5,1 meter lang en 2,1 meter breed), je zag niets naar achteren en hoewel het dak er kon worden afgehaald, was er nergens in de wagen een plek om het op te bergen. Die paradox deed sommige journalisten, vooral dan van de Britse pers, behoorlijk perplex staan.
62 exemplaren
Er zijn zo’n 25 exemplaren gebouwd in 2004 en nog eens zoveel in 2005. Tel daar nog 12 racewagens bij en je begrijpt al snel dat de MC12 zeldzaam is, veel meer trouwens dan de Enzo, waarvan er 400 zijn gemaakt. Ondanks zijn exclusiviteit, die vandaag nog steeds van kracht is, kost hij maar de helft van die laatste: reken op een meer dan een miljoen euro voor een mooie MC12.Vergeet niet dat hij bij zijn lancering 600.000 euro kostte.