Midden jaren 50 konden jonge snelheidsfanaten voor een appel en een ei hoekige koetswerken uit de jaren 20 kopen. Die koetswerken ondergingen stevige transformaties en ruilden hun motoren in voor een modernere V8 met opzichtige uitlaatpijpen. De transformatie tot dragster was compleet.

Atypische stijl

In zulke nostalgische bui verkeerde Plymouth toen het de Prowler ontwikkelde. Die ontwikkeling begon al vroeg in de jaren 90, maar het duurde tot 1997 voor de auto werd gecommercialiseerd. De auto nam alle stijlkenmerken van de hot rod-stroming over: afzonderlijke voorvleugels, een korte achterkant en lange motorkap, een schuine voorruit en vooral gigantische achterwielen. Het interieur kon niet achterblijven, met een dashboard dat dezelfde kleur kreeg als het koetswerk.

Twee cilinders minder

Onder de motorkap huisde dan weer geen V8 maar een V6. Maar gelukkig wist Plymouth van aanpakken: het onderstel was doordacht en de V6 ontbrak het niet aan pit. Die was overigens 3,5 liter groot en ontwikkelde eerst 218 en later 253 pk. De versnellingsbak was echter de zwakke schakel: het vermogen ging wel naar de achterwielen, maar dat gebeurde via een verouderde viertrapsautomaat.

Vandaag

Met een productie van 11.641 exemplaren en een beperkte invoer in Europa is de Prowler redelijk waardevast. Reken op € 30.000 tot € 40.000 voor een degelijk exemplaar. Je hebt wellicht het meeste succes op de Duitse markt. De Prowler levert bij het onderhoud ook geen noemenswaardige problemen op. Hou er wel rekening mee dat de achterbanden een fortuin kosten en dat Prowlers meestal weinig gereden hebben, wat niet altijd goed is voor de auto. Goed om weten: vanaf 2001 werd de auto als Chrysler verkocht.