Salmson was een van die talloze Franse constructeurs die door de naoorlogse regering in de steek gelaten werd. Die regering wilde vooral de grote massa aan het rijden krijgen. Renault, Simca, Panhard, Peugeot en Citroën kregen technische en financiële hulp, maar de rest moest het zelf zien te rooien.

In 1950 onthulde Salmson de Randonnée. Die auto nam technisch heel wat over van vooroorlogse modellen, maar stak dat in een moderner jasje. De motor kwam eveneens uit de jaren 30. Hij leek wel oud, maar kreeg dubbele bovenliggende nokkenassen. Een zeldzaamheid in die tijd.

Een flop?

De Randonnée was te duur en verkocht dus niet goed. Verre van. De te dure productie werd gestaakt in 1953. In diezelfde periode gooide de directie het over een andere boeg: die van middelgrote sportwagens. Dat was volgens hen nog maar weinig gedaan. Het resultaat? De 2300 S.

Presentatie

De auto had bijzonder mooie lijnen. Het dak leek wat kunstmatig opgeblazen om plaats te bieden aan de inzittenden, maar het geheel had uitstraling: een omgekeerd radiatorrooster en achterlichten in de achtervleugels. Technisch bevatte de 2300 S vertrouwde elementen: de viercilinder met dubbel bovenliggende nokkenassen ontwikkelde 110 pk. Een mooi vermogen voor een cilinderinhoud van 2,3 liter.

Elektromagnetische versnellingsbak

De aandrijving was origineler: de achterwielen werden klassiek aangedreven, maar kregen vermogen via een “Cotal”-bak met vier verzetten. Die versnellingsbak met elektromagnetische bediening liet snelle versnellingswissels toe zonder te moeten ontkoppelen. Een vooroorlogse techniek, uit een periode waarin versnellingsbakken een weerbarstige reputatie hadden.

Ontoereikend

Van bij het begin kreeg de auto lovende kritieken in de pers: een mooie lijn, goede wegligging en motor met stevige prestaties. Minpunten waren het gebrek aan geluiddemping en het krappe interieur. Daarnaast was er opnieuw de prijs die potentiële klanten afschrikte. Jammer, want de auto had heel wat potentieel. In 1957 legde Salmson de boeken neer.

Vandaag

Een 2300 S vinden is geen eenvoudige klus. Maar ook niet onmogelijk: met wat geduld en enkele connecties in Frankrijk zou je een van de 236 exemplaren moeten kunnen vinden. Er werden ook een handvol cabriolets gebouwd. De waarde van de auto is relatief beperkt, gezien de zeldzaamheid en de rij-eigenschappen: ongeveer € 40.000 voor een model in goede staat. Onderdelen zijn uiteraard moeilijk te vinden en het kleinste onderdeel moet opnieuw worden gebouwd. Dat komt natuurlijk met een prijskaartje…