1. De Mini werd verkocht door verschillende merken!

Dankzij fusies en licenties werd de Mini verkocht met het label van een zestal merken: Austin, Morris, Rover, Riley, Leyland en zelfs Innocenti. In 1969 werd Mini een zelfstandig merk… voor in 1980 opnieuw als “Austin” verkocht te worden en in 1988 als “Rover”.

2. Hij is bijzonder ruim

De eerste versies met schuiframen zijn de ruimste, ondanks een lengte van minder dan… 3,3 meter. Omdat de motor zo compact was, kon 80% van de totale omvang van de auto besteed worden aan de passagiers. Alec Issigonis kwam op het revolutionaire idee om de versnellingsbak onder de motor te plaatsen en alles dwars te plaatsen. Het idee oogstte nadien steeds meer bijval in een tijd waarin gewone auto’s meestal achterwielaangedreven waren, met de motor achteraan.

3. Zijn bedenker wou geen sportversie

Vandaag is de meest iconische Mini de Cooper, maar die had eigenlijk het daglicht nooit mogen zien. Mini-bedenker Alec Issigonis wilde geen sportversie voor een auto die hij vooral voor de grote massa zag. Zijn vriend John Cooper kon hem evenwel overtuigen: met wielen op de vier hoeken, tandheugelstuur, voorwielaandrijving en beperkte gewicht beschikte de Mini over heel wat potentieel. Gelukkig maar, want hij haalde de overwinning binnen in de rally van Monte-Carlo.

4. De krachtigste Mini’s zijn niet de meest recente

Iedereen kent natuurlijk de Mini Cooper uit de jaren 90, met brede wielkasten en dito velgen. Met zijn 63 pk kon hij echter niet tippen aan de Cooper S uit de jaren 60, die een tiental pk meer had en aanzienlijk minder gewicht.

5. Hij telde heel wat varianten

Net zoals het huidige gamma had de klassieke Mini heel wat koetswerkvarianten. Van een tweedeurs berline tot break met houtafwerking (Clubman) via de chique Wolseley Hornet met gewijzigde voor- en achterkant.