Clichés overleven de tijd: rijden met een Duitse auto wordt vaak gezien als een teken van succes. Het is een doordachte keuze op basis van betrouwbaarheid en degelijkheid. De Chinese auto-industrie heeft daarentegen geen al te beste indruk gemaakt in het Westen. Zo herinneren we ons nog het eerste Chinese model dat hier werd ingevoerd, de Jiangling Landwind, die een bedroevende score haalde op de crashtests van de ADAC. Maar dat soort auto’s zijn ontwikkeld, bedacht en gemaakt voor de Aziatische markt.

China, de fabriek van de wereld

De plaatselijke producten hebben dus nog niet de perfectie gehaald van Europese modellen, maar dat heeft de constructeurs van het Oude Continent er niet van weerhouden om assemblagefabrieken in China neer te poten. Vandaag hebben de meeste merken al verschillende sites in de Volksrepubliek, omdat werkuren er goedkoop zijn en de productiekosten laag liggen, terwijl het eindproduct nog steeds het aura van een Europees merk geniet.

Het Duitse voorbeeld is daarbij interessant. In 2019 hebben de Duitse autobouwers namelijk voor het eerst meer auto’s geassembleerd in China dan in Duitsland: 5,08 miljoen voertuigen in China en ‘slechts’ 4,67 in eigen land. Het coronavirus zal daar weinig aan veranderen, want produceren in het voormalige keizerrijk blijft nog steeds bijzonder interessant.