20200909050211austin1.jpg

Het riedeltje is gekend: het moeilijkste scenario voor ingenieurs is een opvolger bedenken voor een bestseller, zeker wanneer de rekeningen van het bedrijf leeg zijn. De kleine BMC 1100/1300 (codenaam ADO 16) die begin de jaren ’60 op de markt kwam kende een immens succes. Hij was praktisch, innovatief en wendbaar en symboliseerde heel goed de dynamiek van BMC en Britse ondernemingen aan het begin van dat decennium.

20200909050213austin5.jpg

Een jaar of tien later werd de droom stilaan een nachtmerrie: de BMC was een British Leyland geworden en de ene strategische blunder volgde de andere op. Bovendien was de sociaaleconomische context ingewikkeld, waardoor de flop van de Allegro bijna onvermijdelijk werd.

20200909050210austin2.jpg

Toen het tijd was voor een opvolger van de BMC kwam designhoofd Harris Mann met een paar gewaagde en elegante voorstellen. Helaas eiste de directie dat hij bestaande elementen zou recycleren, zoals de oude motor met stoterstangen en een enorme en peperdure verwarmingsunit. Het koetswerk werd een gedrocht en de directie keurde de lelijkaard goed. Erger nog: in het interieur bleven gekke ideeën wel hangen, zoals het vierkante stuurwiel.

20200909050213austin3.jpg

De Allegro werd op hoongelach onthaald door de pers en de concurrentie en werd algauw een symbool van de afdaling naar de hel van British Leyland, en meer in het algemeen van alle grote Britse ondernemingen. De Allegro was zeer slecht gebouwd en werd nooit een succes. Op 9 jaar tijd (1973-1982) zijn er minder dan 650.000 van gemaakt, of 3 keer minder dan de befaamde ADO 16.

20200909050213austin4.jpg