John Gordon werkte voor de kleine ambachtelijke autobouwer Peerless toen hij eind de jaren ’50 autocoureur Jim Keeble ontmoette. Die laatste vertrouwde hem toe dat hij een sportwagen met een Amerikaanse V8-motor wou bouwen. Die oplossing stond garant voor veel vermogen tegen een lage kostprijs en met een grote betrouwbaarheid.
De twee vennoten ontwikkelden een prototype met een 4,6 liter grote Chevrolet-motor, een koetswerk ontworpen door de jonge Giugiaro en vier schijfremmen. Met dergelijke eigenschappen wist hij eind de jaren ’60 enorm veel aandacht te trekken. Ook van Chevrolet, dat de V8 uit de Corvette kwam aanbieden, met 5,4 liter cilinderinhoud en meer dan 300 pk.
Helaas was de start van het merk heel moeilijk. Opeenvolgende stakingen bij onderaannemers brachten het bedrijf in de problemen en de eerste productieversie werd pas in 1964 onthuld, 3 jaar na het eerste prototype. Ondertussen had de wagen een koetswerk gekregen in glasvezel, al maakte dat van hem nog geen toonbeeld van lichtvoetigheid. Maar met 300 pk en een manuele versnellingsbak was de Gordon-Keeble wel de snelste vierzitter van zijn tijd.
Toch was er een probleem: de auto werd verkocht aan een bijzonder competitieve prijs. Te competitief, want het merk stak geld toe op elk exemplaar. In 1965, nauwelijks een jaar na de lancering, ging het over de kop. Het bedrijf werd overgenomen door verdelers van het merk, die nog een paar extra wagens assembleerden. Maar in 1966 volgde opnieuw het bankroet. De Amerikaan John de Bruyne kocht het bedrijf in 1968… maar het avontuur ging niet verder.
Voel je wel iets voor het model? Dan moet je eerst dit weten:
- Er zijn minder dan 100 exemplaren gebouwd, maar 90 daarvan zouden nog steeds rondrijden.
- De Chevrolet-V8 is onverwoestbaar, eenvoudig te onderhouden en verspreidt een krachtige, holle klank.
- Het rijgedrag en de prestaties hoorden bij de beste van hun tijd.
- Reken op 100.000 tot 150.000 euro voor een exemplaar.