Na de Tweede Wereldoorlog kreunde Duitsland onder de schade. Maar de Duitsers wilden alles zo snel mogelijk heropbouwen. De fabrieken lagen nog in puin, maar de ingenieurs dachten al na over nieuwe modellen. Lang hoefden ze niet te wachten om Mercedes opnieuw te zien schitteren in de races.
Absolute dominantie
In 1952 lanceerde Mercedes de “W194”, beter bekend als de 300 SL. Die benaming stond voor 3 liter aan cilinderinhoud en “Sport Leicht”. De racewagen liet snel van zich horen, met overwinningen in de 24 Uren van Le Mans en de Carrera Panamericana. Zijn lijnen en prestaties maakten een stevige indruk op een zekere Mach Hoffman. Die Amerikaanse dealer van meerdere merken overtuigde het merk met de ster om het model in productie te brengen.
1.000 exemplaren om te beginnen
Om de directie van de Mercedes-fabriek te overtuigen, bestelde Max Hoffman 1.000 exemplaren en deed hij zelfs al een grote aanbetaling. Mercedes gaf zijn akkoord en startte de productie. Er waren uiteraard enkele aanpassingen nodig, maar de productieversie behield wel zijn beroemde vleugeldeuren. Hij werd uiteindelijk voorgesteld op het salon van New York in 1954.
Technologisch
De auto kreeg een stevig prijskaartje, maar de technologie die hij verpakte, zat daar voor iets tussen: een buizenchassis, onafhankelijke ophanging voor- en achteraan, en vooral een drieliter zescilinder met rechtstreekse injectie en een hoek van 60 graden, een première in de autogeschiedenis. De motor produceerde 215 pk, wat voor die tijd heel wat was. Op die manier haalde de 300 SL 100 km/u in 8,8 seconden en een topsnelheid van 240 km/u. Als je weet dat een kleine gezinswagen begin jaren 50 amper 100 km/u haalde, waren dat ongeziene prestaties.
Evoluties
De prestaties waren dan wel indrukwekkend, toch waren er enkele gebreken: zo konden de ruiten niet naar beneden en werd het al snel bijzonder warm aan boord. Mercedes koos dus voor een radicale oplossing, en stelde in 1957 de Roadster voor. Na 1.400 exemplaren werd de productie van de coupé gestaakt. Het weggedrag kreeg eveneens kritiek, die Mercedes beantwoordde door de achteras te reviseren. In 1963 eindigde de productie van de Roadster: 1.858 exemplaren rolden er van de band.
Vandaag
Een 300 SL vinden betekent dat je je moet wenden tot de grote veilinghuizen en gerenommeerde specialisten. Met zijn “gullwing”-deuren is de coupé uiteraard het meest gegeerde model: hij kost meer dan een miljoen euro. Wil je echte exclusiviteit? Zoek dan een model met aluminium koetswerk: daar werden 29 exemplaren van gemaakt, ze kosten ongeveer 6 miljoen euro. De Roadster is de meest redelijke 300 SL: hij rijdt aangenamer, is makkelijker te vinden en ook iets minder duur: € 900.000. Een koopje?