Heb je jezelf ook al ingebeeld in die perfecte roadster, met glimmend chroom en een ronkende uitlaat? Of zie je jezelf eerder in zo’n heerlijke hot hatch uit de jaren ’80, genietend op kleine plattelandswegen? Die droom koester je, maar misschien doen de beperkingen in gebruik je enthousiasme nog wat bekoelen? Laten we dan even overlopen wat er precies van aan is…
1. “Ze zijn onbetrouwbaar!”
We horen vaak opperen dat oude(re) auto’s onbetrouwbaar zijn. Dat is lang niet altijd het geval. De meeste auto’s uit de jaren ’80 staan zelfs bekend om hun onberispelijke betrouwbaarheid, zolang ze maar goed onderhouden worden. Met hun eenvoudige, grondig doorontwikkelde mechaniek en heel beperkte elektronica, zijn die auto’s vaak zelfs een stuk betrouwbaarder dan die uit latere decennia! Bij nóg oudere auto’s is het soms wat gokken: daar hangt alles af van het gebruik, de staat van onderhoud en de kwaliteit van de gebruikte onderdelen (zie onder). Sommige modellen hebben bekende achilleshielen (de koeling op een Triumph Stag, de synchro’s op een aantal Alfa Romeo’s…), maar vandaag hebben gerenommeerde specialisten vaak een oplossing in het aanbod om die euvels optimaal te verhelpen.
2. “Zorgvuldig onderhouden”: kan je dat zelf wel?
Eerst en vooral een gouden raad: welk model je ook in huis haalt, zorg dat je eerst een specialist kent die voor het onderhoud kan zorgen of – beter nog – samen met jou de geschikte auto kan kiezen! Want de staat van onderhoud is dé sleutel tot betrouwbaarheid bij dit soort auto. Elk jaar, of bij regelmatig gebruik zelfs vaker, vraagt een klassieker om een volledige inspectie volgens de regels van de kunst. Gewoon even olie en filters wisselen volstaat niet, maar een grondige inspectie is een must.
Oudere auto’s zitten minder ingewikkeld in elkaar en een handige Harry kan wellicht het merendeel van de nodige interventies zelf uitvoeren. Wel blijft het opletten voor modelspecifiek gereedschap, en ook “de kantjes er vanaf lopen” is bij het onderhoud uit den boze: de betrouwbaarheid, maar ook je eigen veiligheid hangt er van af. Weet bovendien dat oudere auto’s veel vaker onderhoud nodig hebben dan moderne exemplaren. Vraagt je nieuwe leasingwagen pas elke 20.000 km om een beurt, dan wil je klassieker uit de jaren ’50 er elke 3.000 km al ééntje! En dan hebben we het nog niet over de smering, een onderhoudsaspect dat vandaag letterlijk niet meer bestaat. In elke auto van de jaren ’70 of eerder, controleer je vóór elke rit trouwens ook nog de vloeistofniveaus! Maar bij al dat onderhoudswerk hoort ook goed nieuws: gezien het kleine aantal onderdelen, blijft je factuur (meestal) binnen de perken!
3. “Je vindt nergens onderdelen!” Maar is dat echt zo?
Bij dit punt hangt alles af van het model. Voor heel wat auto’s (Duitse youngtimers, Franse GTi’s, Britse classics…) bouwt een netwerk van specialisten vandaag nieuwe onderdelen. Opgelet voor de kwaliteit, want die durft soms wel eens te wensen overlaten en dan is het beter om te herstellen of naar een oud, gebruikt onderdeel op zoek te gaan! Heb je een zeldzame of minder populaire klassieker, dan kan je voor onderdelen terecht op de tweedehandsmarkt (waar je soms wel wat… ‘bijzondere’ verkopers ontmoet) of je kan het onderdeel dat je nodig hebt ‘from scratch’ laten herbouwen. Aan dat laatste hangt natuurlijk al snel een fiks prijskaartje!
4. “Zo’n auto moet altijd binnen staan”. Klopt dat?
Roestbescherming was een concept waar tot de jaren ’70 amper iemand wakker van lag. Wil je dat sensuele koetswerk van je oldtimer dus in optimale staat houden, dan heb je dus wel degelijk… een droge garage nodig! Afdekhoezen, carports en andere alternatieven zijn op lange termijn écht niet ideaal.
5. “Ze zijn zo moeilijk om mee te rijden”… of niet?
Hoe ouder de auto, hoe meer je zal moeten wennen aan hoe hij rijdt. Daar zit net de charme van zo’n klassieker! Wel even eerlijk zijn: in een vooroorlogse auto is het vandaag toch… even schrikken. Remmen zijn nagenoeg onbestaande, de versnellingsbak is niet gesynchroniseerd en je regelt de ontsteking nog aan het stuur! Vanaf de jaren ’50 werd enorme vooruitgang geboekt en in auto’s van de jaren ’60 vinden we technologie die vandaag nog steeds de plak zwaait, zoals schrijfremmen en onafhankelijke ophanging. Auto’s van die leeftijd zijn dus al een stuk makkelijker om te besturen, al hou je er best altijd rekening mee om ze – zeker bij een koudstart – niet te bruuskeren. Hou ook in je achterhoofd dat remmen net iets minder efficiënt gebeurt en dat er geen rijhulpsystemen staan te wachten om je te helpen als het even fout gaat.