Begin jaren 2000 was bij Chrysler een kleine revolutie aan de gang. Het Amerikaanse merk, dat in de jaren 1990 vooral banale en troosteloze auto’s had gebouwd, durfde het ineens aan om de kaart van de gewaagde en onderscheidende auto’s te spelen, met modellen zoals de PT Cruiser of de Crossfire. En op het Internationale Autosalon van Noord-Amerika van 2004 kwam het met een nog grotere verrassing: Chrysler, een merk dat gewoon was om conventionele auto’s te bouwen, onthulde de concept ME Four-Twelve, een supersportwagen met centraal achterin gemonteerde V12.

Extreem krachtig…

Met uitzondering van het typische gevleugelde logo van het merk had de ME Four-Twelve niets gemeenschappelijk met de andere modellen van het Chrysler-gamma. Hij stond op een aluminium chassis met koolstofvezel versterkingen. Dat laatste ultralichte materiaal werd ook voor het koetswerk gebruikt. Qua motor mocht hij een AMG-V12 lenen van 6,0 liter, die hij centraal achterin droeg. Dankzij vier turbo’s schopte de twaalfcilinder het tot 850 pk en… 1.150 Nm koppel.

… en extreem snel

In combinatie met de gerobotiseerde versnellingsbak met dubbele koppeling die Ricardo speciaal voor deze auto had ontwikkeld beloofde hij een theoretische topsnelheid van 400 km/u. Zijn pluimgewicht van 1,3 ton vergemakkelijkte bovendien het werk van de 850 paardjes, die het beest in slechts 2,9 seconden van 0 naar 60 mph (96 km/u) stuwden.

“Te duur om te maken”

Helaas kwam het door de te grote kosten nooit tot een productieversie van deze “Super-Chrysler”, hoewel daar bij de ontwikkeling van de conceptcar wel rekening mee was gehouden. Bovendien zou de Four-Twelve ongetwijfeld een rivaal zijn geweest voor de supersporter van moederhuis Daimler: de Mercedes SLR McLaren, die wel in productie mocht gaan.