Tijdens de ontwikkeling wou Fiat een V6 uit zijn aanbod aan Lancia geven, maar Lancia weigerde en gaf de voorkeur aan viercilinders, die een meer redelijke keuze waren op een moment dat aardolie duur en zeldzaam was. Daarom werd de Gamma 2000 net zoals zijn voorganger aangedreven door een boxerviercilinder. Toch was die motor helemaal nieuw, want hij gebruikte bovenliggende nokkenassen en was 2,5 liter groot voor een vermogen van 140 pk.
De Lancia Gamma mocht op heel wat punten worden gezien als de Italiaanse tegenhanger van de Citroën CX. Zeker omdat er sprake was van een hydropneumatische ophanging, aangezien Fiat op dat moment samenwerkingsakkoorden had met Citroën. Bovendien koos de Gamma net zoals de Fransman voor een lijn met twee volumes (met vijf in plaats van vier deuren), wat destijds bijzonder innovatief was, met dank aan Pininfarina.
Ondanks vele plannen kwam er nooit een ‘dikke’ motor in de Gamma te liggen en beperkte hij zich tot viercilinderboxers met 120 tot 140 pk. Nochtans werd op een bepaald moment over een V6 nagedacht, maar dat idee werd opgegeven. Zelfs de tegelijk geïntroduceerde coupé kreeg nooit een zescilinder.