In 1976 was de Esprit een toonbeeld van design, rechtstreeks afgeleid van een concept van Italdesign. Zijn structuur deed sterk denken aan die van een racewagen, met polyester koetswerk op een stalen chassis en motor centraal achterin. Lotus greep eerst terug naar een atmosferische viercilinder van 160 pk om geleidelijk de cilinderinhoud en het vermogen te laten toenemen, onder meer dankzij een turbocompressor. Maar dat was midden jaren 90 niet meer voldoende: het ontbrak de Esprit aan punch om nog bij de top van de supercars te horen.
V8
Dat had Lotus goed begrepen. Het merk onderzocht de mogelijkheid van een moduleerbare V8. De motor met turbocompressor, platte krukas en 3,5 liter cilinderinhoud, goed voor 350 pk en 400 Nm. Voor die tijd technologisch geavanceerd, en dat gaf de Lotus vleugels: een topsnelheid van 280 km/u en 0-100 km/u in 4,5 seconden. Zo verdiende Lotus zijn plaats bij de supercars. Beter nog: de motor klonk misschien niet hemels, maar hij kon enkele prestigieuze concurrenten het nakijken geven.
Vandaag
De Lotus Esprit V8 Turbo is wellicht de meest gegeerde en geslaagde Esprit. De Britse sportwagen kreeg eindelijk een motor die zijn chassis recht aandeed. Alleen de afwezigheid van een sper, een iets te soepele demping en lastige versnellingsbakbediening gooiden roet in het eten bij de sportiefste chauffeurs. De Esprit kon toch nog tien jaar in de catalogus blijven staan. Vandaag is zijn prijs de hoogte in gegaan: enkele jaren geleden had je ongeveer € 40.000 nodig voor een degelijk exemplaar, maar vandaag is dat minstens € 60.000.
Veel succes bij je zoektocht trouwens, want hij is zeldzaam en viel vaak ten prooi aan wilde tuning, die ten koste ging van de homogeniteit en de betrouwbaarheid. De V8 is trouwens redelijk stevig als hij goed en regelmatig werd onderhouden. Zoek desondanks naar exemplaren van na 1999, die de kinderziektes meestal opgelost zagen. Daar wringt overigens het schoentje: specialisten die dit beest kunnen onderhouden zijn zeldzaam… en duur.