In het Engeland van 1936 verscheen een majestueus silhouet uit de ateliers van Rolls-Royce. Het was de Phantom III, de laatste grote creatie van het merk voor de chaos van de Tweede Wereldoorlog. Zijn hart, een gelegeerde V12 van 7,3 liter groot met... 24 bougies, kon kloppen met een ongeëvenaard vermogen voor die tijd (zo'n 180 pk), waarmee hij de koning van de weg werd. Het zou ook de enige Rolls-Royce met een V12 blijven tot de introductie van de Silver Seraph in 1998!

Buitengewone carrière

Elke Phantom III was uniek. Het kale chassis verliet de fabriek om te worden opgebouwd door de grootste carrossiers van die tijd: Barker, Park Ward, Mulliner, ... Elke partij had zijn eigen touch, wat berlines opleverde, coupés en cabriolets, de een nog eleganter dan de andere.

De Phantom III was dan ook het hoogtepunt van de gouden periode van de auto-industrie, een symbool van prestige en elegantie. Het was de droom van elke gentleman, een kunstwerk op wielen, een meesterwerk van de Britse techniek. En een meesterwerk dat best goed reed, met een stille motor met het koppel van een vrachtwagen, waardoor je het kon veroorloven om een keertje minder te schakelen. Wat de remmen betreft, een zwaktepunt van auto's uit die tijd, deed de Phantom III het ook nog niet zo slecht, met kabelremmen bijgestaan door een bekrachtiger die onder licentie van Hispano-Suiza werd geproduceerd, het concurrerende merk uit Spanje.

Flinke som, ook vandaag

De Rolls-Royce Phantom III is het toonbeeld van een tijdperk waarin oog voor detail en bouwkwaliteit voorop stonden. Ook vandaag blijft het een symbool van prestige en tijdloze elegantie, wat dan ook wordt weerspiegeld in de prijzen: vanaf 70.000 euro voor een 'simpele' berline tot meer dan een miljoen euro voor een exemplaar met een meer prestigieuze carrosserie!